Column (Jan van Klinken): W. van Oranje
Een jonge arts sprak me enkele jaren geleden beleefd aan met ”u” en ik liet dat zo totdat we elkaar wat beter kenden. Op mijn verzoek beloofde ze me voortaan te tutoyeren. Ze wist het twee keer vol te houden, maar de derde keer was het toch weer het oude liedje.
Enkele dagen geleden overkwam me iets vergelijkbaars. Toen ik erover doordacht, kwam de veronderstelling in me op dat geneesheren en -vrouwen, van welke tak van sport dan ook, de neiging hebben om de u-vorm bewust in ere te houden. Zolang zij de cliënt of patiënt niet tutoyeren, zal het andersom ook niet gebeuren. Zo houd je de relatie van expert versus leek in stand.
Ruim dertig jaar geleden interviewde ik prof. J. W. van Hulst, emeritus hoogleraar maar ook voorzitter van de CDA-fractie in de Eerste Kamer. Hij vond het maar niks, al dat getutoyeer. Waar hij zich helemaal aan stoorde, was dat iedereen zich bij de voornaam liet noemen. Als hij een dokter belde en te horen kreeg: „U spreekt met Piet Jansen”, dan kon hij dat absoluut niet waarderen. Hij voorzag dat we ons daarmee op een hellend vlak begaven. Het zou uiteindelijk tot gezagsondermijning leiden.
Daar was de redactie van het Nederlands Dagblad het kennelijk mee eens. Als mijn geheugen me niet bedriegt, was het bij die krant gewoonte om namen van politici en dergelijke van de heer of mevrouw te voorzien. Ook deze krant had trouwens een eigen code. De toenmalige president van de raad van bestuur van deze krant, J. H. Koppelaar, zou van de uitspraken van Van Hulst zeker een warm gevoel hebben gekregen. De redactie werd op zijn verzoek ingepeperd dat het geen pas gaf om gezagsdragers bij de voornaam te noemen. Niks geen Dries van Agt en niks geen Ruud Lubbers.
Toch was en is daar het nodige op af te dingen. Ik zal niet het argument gebruiken dat in de Bijbel ook iedereen bij de voornaam wordt genoemd. Maar neem de Engelstalige landen, waar het altijd de gewoonte is geweest om elkaar bij de voornaam te noemen. Britse en Amerikaanse kranten duiden iedereen, van hoog tot laag, met de voornaam aan. Toch kun je niet zeggen dat de gezagscrisis daar harder heeft toegeslagen dan bij ons.
En dan is er ook nog ons verleden. We hebben het over Jacoba van Beieren, Jan Pieterszoon Coen en Willem van Oranje. Wie consequent is, moet het dan hebben over mevrouw J. van Beieren, de heer J. P. Coen en de heer W. van Oranje. Het mag van mij maar Jan doet niet mee.