We zijn geschapen om gezond te genieten
Laten we dankbaar op een gezonde manier genieten van het goede dat de Heere God in Zijn onderhouding van de aarde aan lekkers toebedacht heeft aan de mensheid, reageert Cor Verkade.
Mooi dat er met het artikel ”De god van de buik en die van de gezondheid” (RD 12-12) aandacht wordt gegeven aan het verschijnsel voeding.
Op dit gebied lijkt er sprake van een dubbele hiaat in de orthodox-gereformeerde visie.
Het blijft mij verbazen dat er bij de groepscode in de gereformeerde gezindte wel veel aandacht wordt besteed aan kledingcodes maar nooit aan voeding en genotsmiddelen. Ik geef niet graag de kost aan ambtsdragers die heldere visies hebben op welke kleding(kleur) al dan niet gepast is in (bepaalde) erediensten of bij doordeweekse uitstapjes, maar ondertussen geen enkele moeite hebben met roken, terwijl de Bijbel over het laatste vele malen duidelijker is dan over het eerste.
Tempel van Heilige Geest
De Bijbelteksten: „Het lichaam is een tempel van de Heilige Geest” en: „En God schiep de mens naar Zijn beeld” dienen centraal te staan in het nadenken over voeding en genotsmiddelen. Beide teksten zouden tot een grote waardering van het lichaam moeten leiden. De daarbij horende gedachten staan haaks op Plato’s visie dat het lichaam de kerker van de ziel is, welke gedachte al dan niet uitgesproken ook in onze gezindte te vinden is. Zonder neurotisch te worden, moeten we bij alles wat we eten en drinken (beide moeten immers tot eer van God en mitsdien in dankbaarheid geschieden en met het doel waarvoor het geschapen is) bedenken of het al dan niet gezond is.
Een tweede aspect dat in de gereformeerde gezindte veel te weinig leeft, is de Bijbelse gedachte dat we dienen te genieten van het goede dat de Heere God ons geeft.
Salomo’s wijsheid
In genoemd artikel wordt wel gerefereerd aan de mening van de wijze koning Salomo, die het genieten van de aardse geneugten proclameert, maar krijgt Augustinus eigenlijk veel meer kans om zijn mening te geven, terwijl Augustinus er op het gebied van voeding toch echt naast zat. Het is niet voor niets dat de door de Heere Jezus gecreëerde wijn op de bruiloft te Kana als lekkerste wijn wordt gekwalificeerd. De in het artikel genoemde gedachte dat eten en drinken in het Koninkrijk der hemelen niet meer zullen plaatsvinden, wordt door Jezus weersproken: „Want Ik zeg u dat Ik niet drinken zal van de vrucht van de wijnstok, totdat het Koninkrijk van God gekomen is.” (Lukas 22:18, HSV).
Jezus Zelf genoot ook van eten en drinken. Niet voor niets wijst Hij erop dat Hij „(veel)vraat en wijnzuiper” als bijnamen had gekregen.
Calvijns visie
Laten we als calvinisten Calvijns visie maar hoger plaatsen dan die van Augustinus. Calvijn leert: „De dingen zijn ons niet alleen geschapen voor het nut, maar ook voor het genoegen: de wijn verheugt het hart, lachen en muziek zijn nergens verboden.”
Elders schrijft Calvijn: „Men doe afstand van die armhartige en kleingeestige eigenwijsheid, die zich slechts het noodzakelijk gebruiken der aardse dingen wil veroorloven en ons het genot ontzegt ons te verheugen in Gods weldaden. Deze toch kan de mens slechts tot een gevoelloze klomp vernederen.”
In de lijn van Augustinus schijnt dat Franciscus van Assisi, als hij ontdekte dat hij zat te genieten van zijn prakje eten, naar de asla liep om wat as door zijn eten te werpen. Hierbij meende hij Gode een welgevallige dienst te doen, niet beseffend dat hij hiermee juist het goede van de aarde („het vette dezer aarde”) minachtte.
We eten niet slechts om ons lichaam te onderhouden, maar omdat het onze goede God goed gedacht heeft dat we genieten van alles wat Hij ons in Zijn goedheid en goedertierenheid geeft. Niet voor niets heeft Hij smaakpapillen gegeven, alsmede veel lekkernijen.
Laten we als reformatorische christenen niet Augustinus’ visie achterna gaan maar die van de augustijner monnik Maarten Luther. Die heeft ons geleerd dat de bevrijding uit rooms-katholieke kluisters ook alles te maken heeft met het vieren van het goede dat de Heere God in eten en drinken aan de mensheid gegeven heeft. Hij leert dat het lichaam als scheppingswonder van God serieus genomen moet worden. Hij vond dat genieten van eten en drinken evenzeer tot de christelijke moraal behoort als goed gedrag. Laten we dankbaar, beseffend dat we niets verdienen, op een gezond manier genieten van het goede dat de Heere God in Zijn onderhouding van de aarde aan lekkers toebedacht heeft aan de mensheid. Soli Deo gloria.
De auteur is vastgoedbelegger.