Zielensmart
Psalm 77:5
„Gij hieldt mijn oog wakende; ik was verslagen en sprak niet.”
Wij zien in deze Psalm de gestalte van een gelovige, die zijn stem tot God opheft. Hij verkeert in grote benauwdheid en onder een zeer zware zielensmart. Wij vinden dat in de verzen 3-5. Dag en nacht strekt hij zijn ziel uit tot de Heere en weigert getroost te worden (vers 4). Als hij aan God denkt, maakt hij misbaar vanwege de schrik des Heeren. Peinst hij, dan wordt zijn ziel overstelpt, zodat hij dag noch nacht kan rusten. Hij zegt (vers 5): „Gij hieldt mijn oog wakende; ik was verslagen.”
Wat nog erger was, hij kon niet bidden. „Ik sprak niet”, zegt hij. Hij was als verstomd. O, droevige staat van zo’n ziel.
Maar wat deed hij in zo’n gestalte? Dat zegt hij in vers 6: „Ik overdacht de dagen vanouds, de jaren der eeuwen.” Dat wil zeggen hij dacht aan zijn vorige bevindingen en aan de handelingen van God met hem.
In vers 7 zegt hij: „Ik dacht aan mijn snarenspel.” Hij dacht dus aan de vroegere bewijzen van Gods liefde aan hem en die overlegde hij in zijn binnenste in die donkere dagen. „In de nacht overlegde ik in mijn hart en mijn geest onderzocht.” Daarna overlegde hij of er ook bijzondere zonden konden zijn, waardoor God zo met hem handelde. Hij probeerde die te ontdekken om die voor God te belijden en verzoening daarvoor te zoeken.
Jacobus Koelman, predikant te Sluis
(”Preek over Psalm 77:20 en 21”, 1673)