Preken uit het hoofd en uit het hart
In 1967 schreef Rik Valkenburg een bundel interviews met voorgangers in kerkelijk Nederland. Ze kwamen niet allemaal uit de gereformeerde gezindte. Pastoor drs. J. A. Wielens kunnen we onmogelijk daartoe rekenen. De bundel is kerkbreed. We komen twintig namen tegen. De predikanten R. Kok sr., dr. J. J. Buskes, ds. F. Mallan, ds. J. van der Haar, ds. Joh. van der Poel en ds. A. Vergunst zijn, hoe verschillend, in één band samengevat.
Valkenburg stelde vele vragen. Op de vraag aan laatstgenoemde of uit het hoofd moet worden gepreekt, gaf ds. Vergunst als antwoord: „Dat hangt van de persoon af. Het is verstandiger een uitgeschreven preek mee te nemen naar de kansel, dan maar wat te gaan zwammen. Uit het hoofd preken is een gave. Om een mens klein te houden kan het nodig zijn hem deze gave te onthouden.”
In de loop der jaren heb ik heel wat preekschriftjes en -schetsen onder ogen gehad. De een uitvoeriger dan de ander. Lós van de schets… of zónder schets. Ds. E. Venema las zijn drie punten voor op de preekstoel in de Segeerstraatkerk te Middelburg, vouwde het puntenbriefje dicht en stopte het in zijn zak. Ds. T. Cabaret maakte in zijn levensavond gebruik van een kerkgebouw aan de Minstreelstraat in Rotterdam. Zijn gezichtsvermogen was toen bijna minimaal. Hij haalde een vergrootglas tevoorschijn, las de tekst af en begon te preken. Onomwonden gaf hij eens aan dat hij niet „die lieve waarheid met papiertjes wilde bedekken, want er staat: ’k Verwacht Uw trouwe hulp van boven! De Geest moet het doen!”
Het is Bijbels dat, wie in woorden niet struikelt, een volmaakt mens is. Zulke mensen bestaan niet. Ik denk aan ds. L. Rijksen, die in de gereformeerde gemeente in Rotterdam-West stond van 1956 tot zijn overlijden in 1969. In de wintermaanden hield hij Bijbellezingen in een zaaltje van de kerk. Dat zat vol. Naast de ingang stond het orgel, dat bespeeld werd door toen nog theologiestudent A. de Reuver, thans emeritus hoogleraar.
De predikant kwam achter in de zaal binnen, legde zijn zwarte hoed op het orgel en schreed naar voren. Hij had iets aristocratisch in zijn voorkomen. Dat verhinderde hem niet om eenvoudig te preken. Toen hij over Jakob en Lea sprak, verklaarde hij de „tedere ogen” van Lea als volgt: „Wij zouden nu zeggen: ze had soepogen.” Hij schrok er zelf zichtbaar van… Mensen konden een glimlach niet onderdrukken. Een preek helemaal uitschrijven dan maar? Ds. Vergunst gaf een duidelijk antwoord: dat hangt van de persoon af.
Toen ds. C. Steenblok als gereformeerd predikant in Lopik stond, en uit het hoofd en hart preekte, kreeg hij van de broeders het dringende verzoek om zijn preken uit te schrijven, zoals zijn voorgangers gedaan hadden.
Hij deed het niet. Toen er opnieuw op aangedrongen werd, nam hij uiteindelijk een leeg schriftje mee de preekstoel op. Hij sloeg af en toe een blaadje om … maar bleef uit het hoofd preken – en de kerkenraad was tevreden gesteld!