Syrische vluchtelingen integreren in Kootwijkerbroek en Amsterdam
Vanuit de Syrische miljoenenstad Aleppo komt het gezin Maksouma in 2016 terecht in Kootwijkerbroek. Sommige bewoners van het overwegend christelijke dorp kijken even vreemd op als ze moeder Muna met haar hoofddoek tegenkomen. Maar de Syrische vluchtelingen voelen zich al snel thuis op de Veluwe.
In Aleppo hebben Mohammad Maksouma (35) en zijn vrouw Muna (30) lange tijd een goed bestaan. Ze wonen met hun dochters Mais (7) en Reem (5) op de vierde en bovenste verdieping van een flat in de stad met 6 miljoen inwoners. Mohammad werkt in de technologische sector; zijn vrouw doet met een technische bachelor op zak onderhoudswerk in een ziekenhuis.
Vanwege de oorlog ontvlucht Mohammad in maart 2015 zijn land. Hij komt via Turkije en Griekenland uiteindelijk in Nederland terecht, waar hij asiel aanvraagt. Na een verblijf in het aanmeldcentrum in Ter Apel volgen opvanglocaties in Zwolle, Doetinchem, Budel en Maastricht.
Na krap vier maanden krijgt Mohammad een verblijfsvergunning. Acht maanden later heeft op Schiphol de hereniging plaats met zijn vrouw en dochters. Met elkaar wonen ze nog enkele maanden in het azc in Maastricht. Die periode was „niet leuk”, blikt Muna terug. „We moesten met drie gezinnen gebruikmaken van één keuken, douche en toilet. Dat was vervelend.”
In 2016 krijgen ze een woning toegewezen in Kootwijkerbroek. Vanuit Maastricht reizen ze met het openbaar vervoer naar Barneveld, waar de vrijwilligers Annemarie en Gerda van VluchtelingenWerk hen opvangen en vergezellen naar Kootwijkerbroek. „We komen uit een stad met 6 miljoen mensen, hier zijn 6000 inwoners”, schetst Mohammad een belangrijk verschil. In hun nieuwe woonplaats krijgen ze gezinsuitbreiding als dochter Noor (nu anderhalf) wordt geboren.
Vooral Muna mist de levendigheid van de stad, maar voor de kinderen vindt ze een dorp een goede plek om op te groeien. „Het is rustig. Je hebt hier geen drugs.” „En geen discotheek”, zegt Mohammad.
Taalcoach
De ouders volgen drie dagdelen per week een inburgeringscursus in Barneveld, met lessen Nederlandse taal en cultuur. „In januari moeten we examen doen. Spannend, maar het komt goed. We werken er hard voor”, zegt Mohammad. „Soms gaat het goed, soms is het moeilijk”, vult zijn vrouw aan. „Eén woord heeft soms veel betekenissen.”
Als aanvulling op de klassikale lessen komt elke week taalcoach Adrie Bos op bezoek, die ook bij het interview aanwezig is. Ze heeft kruidkoek meegenomen. „We noemen haar oma”, zegt Muna. „Als we les krijgen, zitten we daar”, zegt Mohammad, wijzend naar de eettafel. Muna: „We lezen boeken of gedichten.” In het begin lag ”Jip en Janneke” op tafel, maar dat boek vinden de Syrische vluchtelingen nu te eenvoudig. Ze oefenen volop grammatica met hun coach en maken dictees.
De oudste twee kinderen gaan naar de christelijke Koningin Beatrixschool in de buurt. „Mais zit in groep 4. Ze kan beter Nederlands praten en schrijven dan sommige kinderen die hier zijn geboren”, zegt Mohammad niet zonder trots. „Mais en Reem praten Nederlands met elkaar. Veel Arabische woorden kennen ze al niet meer.”
Pizzeria
Vader houdt niet van stilzitten. Al in Maastricht liep hij op eigen initiatief stage bij een pizzeria. Nu werkt hij op oproepbasis in eenzelfde soort zaak in Barneveld, gemiddeld 25 tot 35 uur per maand. Zijn inkomsten worden gekort op zijn uitkering. „Wat ik extra overhoud, is het fooiengeld.”
Mohammads toekomstdroom is een eigen restaurant of pizzabezorgbedrijf runnen. Over twee maanden start hij in Utrecht een opleiding om het Sociale Hygiëne Diploma te halen. „Dat is nodig om een restaurant te kunnen beginnen. Het kost 200 euro. Dat moet ik zelf betalen.”
Mohammad zegt dat het werk in een pizzeria onder zijn opleidingsniveau ligt. Omdat het hier moeilijk is om als elektricien aan de slag te gaan, neemt hij er echter genoegen mee.
Muna richt zich, naast de zorg voor de drie kinderen, voorlopig op het inburgeringsexamen en wil daarna staatsexamen Nederlands doen. „Ik laat mijn Syrische diploma’s vertalen en op Nederlands niveau waarderen. Misschien kan ik daarmee later, als de jongste vijf is, een baan zoeken.”
Moskee
Het gezin is islamitisch. „Ik ga elke vrijdag naar de moskee in Barneveld”, zegt Mohammad. Hij is ook een keer met Annemarie en Gerda mee geweest naar de hervormde kerk in Kootwijkerbroek. „Dat is geen probleem. In Syrië bezocht ik ook weleens een kerk. De meeste christenen zijn daar rooms-katholiek of orthodox. Protestanten zoals hier heb je er niet veel.”
Om praktische redenen bezoeken de kinderen een christelijke school. Muna: „Die is dichtbij. Op de Beatrixschool zijn goede en aardige mensen. Ze houden rekening met wat we wel of niet mogen eten. De kinderen moeten wel christelijke liedjes leren. Dat vind ik geen probleem. Maar ze moeten niet vergeten dat wij moslim zijn.”
Wat ze het moeilijkste vinden in Nederland? „Op tijd komen”, zegt Muna. Mohammad: „Dat je overal veel belasting voor moet betalen. In Syrië betaalde ik bijna 100 dollar belasting per jaar voor mijn auto, hier elke maand 50 euro”, zegt de Syriër, die een Hyundai Matrix voor de deur heeft staan.
Fietsen
Muna is blij dat ze een auto hebben om boodschappen te doen. Fietsen kan ze niet. Het idee om het te leren, spreekt haar niet aan. „Ik ben bang om te vallen.” „Misschien is een driewieler goed”, zegt Mohammad, „maar die is erg duur.”
Mohammad heeft vooral dankzij zijn werk veel sociale contacten. Muna zou graag meer mensen willen ontmoeten, maar zegt er meteen bij dat ze er weinig tijd voor heeft. Het gezin is bevriend met een Syrische familie in Barneveld. Ook met enkele Nederlandse gezinnen hebben ze contact. „Ze zijn een paar keer bij ons komen eten”, zegt Mohammad.
Op straat zijn de mensen over het algemeen vriendelijk, is de ervaring van Muna. „Mensen praten gewoon met ons: Hoi, hoe gaat het, doeg.”
Misschien ooit terug naar Syrië
Als het in Homs te onveilig wordt, vertrekken ze naar Damascus. Uiteindelijk komt het Syrische gezin Alkharfan in Amsterdam terecht. „Integreren is niet moeilijk. De meeste Nederlanders zijn vriendelijk.”
Vader Ziad –„met de Z van Zaandam”– Alkharfan opent de deur van zijn bovenwoning in Amsterdam-Oost. In de woonkamer zitten zijn beide zoons Mido (19) en Ido (17). Moeder Manal (43) is niet thuis; ze volgt les op een avondschool. Dochter Joude (11) is eveneens elders.
„Bijna 80 procent van Homs is door de oorlog vernietigd”, zegt Ziad (43) over de stad waar hij vandaan komt. Hij studeerde aan de universiteit van Damascus en had een baan als technisch ingenieur bij een hoogspanningsbedrijf. Eind 2014 ontvlucht hij zijn land. Via Libië steekt hij de Middellandse Zee over naar Italië. Drie dagen bivakkeert hij met 336 andere vluchtelingen in een boot op zee. „Het was gevaarlijk, maar we zijn allemaal veilig aangekomen.”
In hun huurwoning in Damascus zitten zijn vrouw en kinderen intussen in spanning. Ido: „We hadden een aantal dagen geen contact met mijn vader en waren bang.” Pas na aankomst in Nederland kan Ziad zijn gezin laten weten hij veilig in Europa is.
Noodopvang
Het is in een periode dat de vluchtelingenstroom in Nederland een enorme piek bereikt. Ziad komt met 600 mannen in de in allerijl ingerichte noodopvang in de IJsselhallen in Zwolle terecht. „Je had er geen enkele privéruimte. Ik heb er bijna drie maanden gezeten.”
Zijn eerste contacten met Nederlanders ontstaan via de Warmlopers. Deze Zwolse hardloopgroep die goede doelen steunt, gaat één keer per week met vluchtelingen uit de IJsselhallen rennen. Hij raakt er bevriend met Jan Bakker, met wie hij nog steeds geregeld contact heeft.
Na diverse overplaatsingen krijgt Ziad een plek in het asielzoekerscentrum (azc) in Luttelgeest. Zodra hij een verblijfsvergunning heeft, werkt hij aan gezinshereniging. Ido: „In april 2015 belde m’n vader om te zeggen dat we naar de Nederlandse ambassade in Libanon moesten. Vandaar zijn we via Turkije naar Nederland gevlogen. Op 10 mei 2015 wachtte mijn vader ons op Schiphol op met een groot spandoek: Mido, Ido, Joude en Manal welkom in Nederland.”
De reiskosten –ruim 1500 euro– zijn voor eigen rekening. Ziad: „De Warmlopers hebben een deel van de tickets betaald, evenals de kosten voor het verblijf van tien dagen in een hotel in Libanon.”
Zo’n vier maanden verblijft het gezin in een bungalow in het azc Luttelgeest. „We wilden graag een huis in Zwolle, maar het COA zei dat we naar Amsterdam moesten”, zegt Ziad. In de zomervakantie van 2015 verhuizen ze met hulp van de Warmlopers naar de hoofdstad.
Taalstudie
De Syriërs zijn druk met diverse bezigheden. Joude zit in groep 8 van de basisschool en voetbalt bij een plaatselijke club. Ido en Mido gaan de eerste periode naar een internationale schakelklas op het Montessori College in Oost. Mido is in september begonnen met een studie bouwkunde aan de Hogeschool van Amsterdam, Ido zit in de afronding van zijn taalstudie. „Ik weet nog niet welke opleiding ik daarna wil doen.”
Vader Ziad volgt een taal- en inburgeringsprogramma en doet vooral veel aan zelfstudie via de computer. „Mijn vrouw, die in Syrië geen Engels heeft geleerd, vindt de Nederlandse taal nog lastig. Ze verstaat het Nederlands, maar kan nog niet zo goed een gesprek voeren. Manal heeft vier van de zes onderdelen van het taal- en inburgeringstraject afgerond, ik ben bijna klaar.”
Via een uitzendbureau werkt Ziad sinds een halfjaar veertig uur per week bij een internationaal elektriciteitsbedrijf in Hoofddorp. „Mijn contactpersoon bij de gemeente Amsterdam heeft me geholpen om werk te vinden.” In een Kia Cee’d van zijn baas rijdt hij het hele land door, van Vlissingen tot Delfzijl. „Mijn vrouw was docent in het basisonderwijs. Als ze de taal goed beheerst, hoopt ze ook werk te vinden. De eerste stappen zijn moeilijk, maar het komt goed.”
Mido en Ido deden ook al werkervaring op. Ido: „Ik heb vakken gevuld bij de HEMA. Toen had ik geen zin meer. Nu kijk ik eerst hoe het met school gaat, voordat ik misschien weer een baantje zoek.” Mido werkt in het restaurant van het Tropeninstituut. „We verzorgen ook meetings en evenementen. In de zomer heb ik veel gewerkt. Nu heb ik minder tijd en doe ik het één of twee dagen in de week. Het is leuk werk en de sfeer is goed.”
Buren
Religie speelt in het gezin geen grote rol. Ziad: „Ik ben moslim, maar niet actief. In Syrië ging ik niet vaak naar de moskee. Hier ben ik helemaal nog niet geweest.” Hij woonde wel enkele keren een dienst bij in de christelijke gereformeerde kerk in Zwolle, waar Jan Bakker kerkt. „Het was anders dan de orthodoxe kerk in Syrië, waar ik ook weleens kwam. Ik vond het zingen in de kerk in Zwolle mooi.”
De wijk waar ze wonen, vlakbij NS-station Muiderpoort, telt behalve Nederlanders nogal wat mensen van Turkse en Marokkaanse komaf. „Maar in ons rijtje zijn wij de enige buitenlanders”, zegt Ziad. Hij spreekt regelmatig buren. „Integreren is hier niet moeilijk. Deze wijk is net een dorp in de stad. Mensen kennen elkaar en helpen elkaar. De meeste Nederlanders zijn vriendelijk voor mensen uit een ander land.”
„Behalve degenen die op Wilders hebben gestemd”, vult Mido aan. Over het algemeen vindt hij het makkelijk om met Nederlanders in contact te komen. Hij kreeg vrienden via zijn werk. „En op het balkon maken we vaak een praatje met de buurman. Over koetjes en kalfjes, zo zeg je dat toch?”
Mido wil na zijn opleiding architect worden. „Als het in de toekomst weer veilig is in Syrië, kan ik misschien terug.” Ziad verwacht niet dat dit snel zal gebeuren. „Als de oorlog morgen afgelopen zou zijn, moet je eerst hier je opleiding afmaken. Zonder diploma kun je in Syrië geen werk vinden.” Voor Ido is „een goede baan en een gezin” zijn toekomstdroom. „Dat is alles.”
Aan het eind van het gesprek raadplegen de broers snel hun telefoon. Vanavond voetbalde Syrië tegen Iran. „Ze hebben gelijkgespeeld”, zegt Ido. „Twee-twee.”
Na de vluchtelingenpiek
De toestroom van vluchtelingen was in 2015 ongekend. De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) kreeg dat jaar 58.880 asielaanvragen te verwerken, bijna twee keer zo veel als in 2014 (29.891). Syriërs vormden in 2015 met circa 27.700 de grootste groep. Vanwege de enorme aantallen asielzoekers en nareizigers (familieleden van vluchtelingen die een verblijfsvergunning hebben gekregen) schoten tijdelijke locaties voor (crisis)noodopvang in onder meer Amersfoort, Zwolle en Heumensoord als paddenstoelen uit de grond. Hoe is het twee jaar later met de vluchtelingen die destijds van de ene opvanglocatie naar de andere verhuisden en veelal nog in afwachting waren van gezinshereniging? Het verhaal van twee Syrische gezinnen, in een stad (Amsterdam) en op het platteland (Kootwijkerbroek).