Volksgeschiedenis stempelde kerk Zuid-Afrika
De identiteit van de Nederduits-Gereformeerde Kerk in Zuid-Afrika werd in het verleden niet gevoed door de confessie maar door de volksgeschiedenis. Dat concludeert Helené van Tonder in haar proefschrift waarop zij woensdag aan de Vrije Universiteit Amsterdam promoveerde.
Van Tonder is de dochter van een predikant van de Nederduits-Gereformeerde Kerk (NGK). Ze werd geboren in Kuruman in de provincie Noord-Kaap en ze groeide op in het mijnwerkersdorp Lime Acres. Tijdens het interview praat ze Afrikaans. „Engels is de eerste voertaal in ons land, maar er zijn nog steeds 3 à 4 miljoen mensen die Afrikaans spreken.”
De Heidelbergse Catechismus (HC) interesseert haar. Tijdens de catechese van de kerk kwam de HC aan de orde, al hoefde ze niet meer alle vragen te leren, zoals een eerdere generatie dat wel moest doen. De eerste vraag kent ze uit haar hoofd en ze wijst op het lied: „Mijn enigste troos in leve en dood / is dat ek aan Jesus Christus behoort (…).”
In haar kerk is veel over de belijdenis gediscussieerd, vertelt ze. Dat had ook te maken met de Belharbelijdenis, die apartheid afwijst en die aanvaard is als een van de confessies van de kerk naast de Drie Formulieren van Enigheid. „De Belharbelijdenis is nog steeds onderwerp van discussie.” In haar promotiestudie gaat het over de HC bij de vorming van de identiteit van de kerk in de jaren 1862-1963. De HC speelde in diverse theologische kwesties een grote rol. In 1862 verwierp ds. J. J. Kotzé antwoord 60 van de HC, in het bijzonder de zinsnede „en nog steeds tot alle boosheid geneigd ben.” Van Tonder: „Zijn schorsing was het begin van een sterke polarisatie in de kerk.”
In de jaren vanaf 1920 speelde de zaak-Du Plessis. Prof. Johannes Du Plessis werd geschorst omdat hij niet in lijn met de belijdenisgeschriften doceerde. De rechter vond het vonnis onrechtvaardig en wilde dat de hoogleraar in ere hersteld zou worden maar de NGK deed het niet. De Plessis stierf kort daarna. „Het probleem was echter niet opgelost. De ontstane polarisatie was groot. Helaas ging het niet meer om een inhoudelijk debat over de belijdenis maar kwamen mensen tegenover elkaar te staan”, stelt Van Tonder in haar proefschrift ”Recollection and Confession. The Heidelberg Catechism as a site of memory in the Dutch Reformed Church, 1862-1963”.
Dat bleek volgens haar in de jaren 1930, toen er een moeilijke tijd aanbrak met economische problemen en een sterke verstedelijking. De NGK had, aldus Van Tonder, geen antwoord op de actuele vragen. Ze citeert een theoloog die zegt: „Laat ons dan vir die oomblik aanvaar dat dit in die oë van die vadere goed en recht was dat hierdie bepaalde kerk sekere standpunte en oortuigings sou huldig.” Van Tonder: „De kerk probeerde het probleem op te lossen door terug te grijpen naar het verleden: de tijd van de Reformatie, het ontstaan van de Drie Formulieren van Enigheid, de Tachtigjarige Oorlog. Men moest volhouden: de kerk had het altijd moeilijk gehad en dat was nu ook zo. Men creëerde een sterk wij-gevoel, maar zonder oplossingen.”
Een gevolg van deze manier van denken was, aldus Van Tonder, een sterke nadruk op feesten die herinnerden aan de dagen van vroeger, onder andere de Van Riebeeckdag en de Geloftedag. „De traditionele christelijke feesten en deze volksfeesten werden met elkaar vermengd. Het waren allemaal christelijke volksfeesten doordat de kerk de godsdienstige kant van de volksfeesten benadrukte. Tijdens die herdenkingen ontwikkelde zich de identiteit. De keerzijde van dat groepsdenken was het isolement.”
Mensen van een ander ras, een andere kleur of een ander geloof hoorden er niet bij. De contouren van de apartheid tekenden zich af, aldus Van Tonder. „Er kwam wel een samengaan van de vier Nederduits-Gereformeerde kerken in Zuid-Afrika, maar niet met de gekleurde kerken met dezelfde grondslag.” Haar slotconclusie luidt dat „de identiteit van de NGK niet werd gevoed door de confessie maar door de volksgeschiedenis.”
„Kritischer zijn over verleden”
Aan de Protestantse Theologische Universiteit in Amsterdam was dinsdag een bijeenkomst naar aanleiding van het proefschrift van Van Tonder. Prof. dr. R. Vosloo (Zuid-Afrika) wees op de twee klippen rond gedenken, namelijk sacramentalisering en trivialisering. Het eerste speelde bij de herdenkingsfeesten in Zuid-Afrika. Het verleden werd geromantiseerd en simpeler gemaakt dan het in werkelijkheid was. Het gevaar daarvan is dat er zo vijandbeelden ontstaan. Van Tonder zei dat ze in haar studie gekeken had hoe die sacramentalisering kon plaatsvinden. Ze wees op het gevaar van het samengaan van de Afrikaner identiteit en de christelijke identiteit door het koppelen van het verleden aan christelijke hoogtepunten. „We kunnen zeggen: het is Gods hand in de geschiedenis, maar we kunnen ook kritischer zijn en zoeken naar gerechtigheid.”