Centrum Witte de With wil andere naam
Het Rotterdamse kunstencentrum Witte de With gaat zijn naam veranderen. De raad van toezicht heeft dat besloten omdat de naam van de zeventiende-eeuwse admiraal „in conflict is met de waarden waar wij als instituut voor hedendaagse kunst en cultuur voor staan.” Plaatselijke en landelijke politici reageren kritisch op het besluit.
Witte Corneliszoon de With (1599-1658) zat vanaf zijn zestiende bij de Verenigde Oostindische Compagnie (VOC). Hij was betrokken bij „koloniale uitbuiting”, schrijft het instituut. Een groep kunstenaars en activisten had over de naam geklaagd.
Witte de With deed onder meer mee aan de belegering van Jakarta, plunderde Spaanse gebieden in Zuid-Amerika en verbrandde op de Molukken 90.000 kruidnagelbomen om de prijs van specerijen op te drijven, memoreert het kunstencentrum enkele van zijn daden. Later vocht Witte de With zonder succes tegen de Portugezen in Brazilië. Hij kwam aan zijn einde toen hij in Deense dienst deelnam aan een missie tegen Zweden.
Het Rotterdamse instituut kreeg zijn naam in 1990 omdat het aan de Witte de Withstraat ligt, in het hart van de stad. Volgend jaar wordt een nieuwe naam gekozen. De straatnaam verandert niet, dus het kunstencentrum blijft de admiraal in zijn adresgegevens noemen.
Leefbaar Rotterdam is boos over het besluit om het instituut een andere naam te geven. De raadsfractie wil dat de gemeentelijke subsidie aan het instituut wordt ingetrokken. „Bent u het met ons eens dat Rotterdams belastinggeld niet bedoeld is voor het uitwissen van onze geschiedenis?” vraagt de grootste partij in de gemeenteraad aan het college van B en W, waar Leefbaar zelf ook in zit.
Ook in politiek Den Haag klinkt kritiek. „Deze spastische houding van wissen en blamen helpt ons niet onze geschiedenis en context goed te begrijpen en te kennen. Integendeel”, zei VVD-Tweede Kamer- lid Yesilgöz. Volgens PVV-Kamerlid Bosma wordt „nu alles” langs de „politiek correcte meetlat” gelegd. „Links is na de moord op Zwarte Piet niet meer te stuiten.”
In de Verenigde Staten is recent een aantal monumenten verwijderd die herinnerden aan het slavernijverleden. Autoriteiten vinden het niet langer verantwoord om voorstanders van de slavernij op een voetstuk te plaatsen. In Nederland leidden protesten tegen vernoeming van bijvoorbeeld Van Heutsz, Coen, Stuyvesant en De Ruyter niet tot naamswijzigingen of het verwijderen van standbeelden. Voorstellen om straatnamen in de Rotterdamse Afrikaanderwijk die verwijzen naar de apartheid te wijzigen, haalden het ook niet. Wel werd bijvoorbeeld het beeld van Jan Pieterszoon Coen in Hoorn van aanvullende toelichting voorzien.