Gelijk wij vergeven
Mattheüs 6:12, 13a
„En vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren. En leid ons niet in verzoeking.”
Hier hoort de uitspraak uit Mattheüs 5:23 bij: Als gij uw gave brengt naar het altaar en het is u in gedachten gekomen dat uw broeder iets tegen u heeft enz.
En overal scherpen de profeten deze uitspraak in, dat de ceremoniën en de gebeden van hen die volharden in misdrijven tegen het geweten God niet behagen, zoals in Jesaja 1 en 58 staat.
Maar laten wij bedenken hoe ellendig het werkelijk is niet de toevlucht tot God te kunnen nemen, God niet tot een Beschermer te hebben, niet tot een Leidsman, niet tot een Helper, maar door de duivel verdrukt te kunnen worden en door menselijke dwalingen zijn ondergang tegemoet te gaan. In deze grote ellenden en gevaren verkeren alle mensen, die terwijl zij volharden in misdrijven tegen het geweten, God niet kunnen aanroepen.
Laten wij onszelf dus opwekken tot berouw en de zeden verbeteren. Laten wij ook dit weten, dat de schuld aan degene die berouw heeft, om niet vergeven wordt wegens Christus, zoals in het voorgaande dikwijls is gezegd.
En leid ons niet in verzoeking: dat is, laat niet toe dat wij door de duivel tot goddeloosheid of tot andere misdaden getrokken worden, bescherm ons tegen de listen van de duivel, regeer ons door Uw licht, Uw raadgevingen, laat niet toe dat wij ten verderve gaan, bedrogen door onze dwalingen of aangedreven door de zwakheid van het vlees.
Philippus Melanchthon, theoloog te Wittenberg
(”Loci communes”, 1551)