Jongen moet kunnen touwtrekken en boomklimmen
Door te experimenteren en door actief te zijn, leren jongens het meest. Dit gegeven verdient een plek in opvoeding en onderwijs, stellen Karel Post en Corné Legemaat.
De SIRE-campagne ”Laat jij jouw jongen genoeg jongen zijn?” heeft veel losgemaakt. Logisch, want die campagne raakt de manier waarop wij in onze opvoeding kijken naar onze kinderen, onze jongens.
Met alle discussie is de positieve kijk op het jongensvraagstuk vervaagd. Er is veel hoogdravends gezegd, maar juist met gezond boerenverstand kom je een heel eind in het denken over het opvoeden van jongens.
Jongensgedrag
Op vakantie werd onze aandacht getrokken door veel bordjes met de tekst ”Pas touche/ Don’t touch/ Niet aanraken”. Tentoongestelde spullen werden zo beschermd tegen ongewenste handen. Dat was goed te snappen, want meestal ging het om kostbare, historische zaken. Maar het gaf wel te denken. Is dit niet te veel een tendens geworden? Niet aanraken! Pas op! Rustig aan! Kom daarvan af!
Deze tendens heeft wel iets met het jongensvraagstuk te maken. SIRE vraagt niet voor niets meer ruimte voor jongens om te stoeien, druk te doen en te leren door ervaring.
Wat hebben jongens vooral nodig? Wél aanraken, vastpakken, uitproberen. Natuurlijk zijn er grenzen, maar als er meer grenzen dan mogelijkheden zijn, gaat er wel iets mis. Als er vaker ”Pas op!” dan ”Probeer maar!” wordt geroepen, doet dit geen recht aan wat kinderen (vooral jongens) nodig hebben. Met de nuance dat sommige meisjes ook graag uitgedaagd worden om in actie te komen. Maar als het erom gaat waar jongens het meest van leren, dan is dat van ervaring in de praktijk.
Er is nog iets. Het lichaam van jongens vraagt hun nadrukkelijk om iets vast te pakken, te gooien, te klimmen, aan dingen te trekken. Neem boomklimmen, fysieke kracht gebruiken om zo’n gevaarte te bedwingen. Je kunt denken dat daaraan vooral risico’s kleven. Die zijn er. Maar hoe gaaf is het voor jongens om te leren voelen waar je grens ligt. „Hoe hoog zou ik kunnen klimmen? Wanneer heb ik nog controle over mezelf?” Stel je zoon dan wel de vraag: „Waar moet ik gaan staan om je te kunnen opvangen, als het mis gaat?” Dat is leren door ervaring, onder begeleiding van betrouwbare opvoeders.
Beweeglijkheid
Wij erkennen dat er in het algemeen meer aandacht nodig is voor beweeglijkheid. Leuk voorbeeld was een meester die dagelijks met zijn kinderen tussen de lessen door rondjes om de school ging rennen. ”The daily mile” wordt dit genoemd. De theorie erachter is: het is niet alleen fijn om even te bewegen, maar onderzoeksresultaten geven ook aan dat kinderen daarna cognitief beter presteren. De opgebouwde energie is positief benut en de hersenen staan weer op “aan“.
Beleidsmakers op scholen zouden meer kunnen nadenken over soortgelijke creatieve vormen van ”boysproof” onderwijs.
In onze praktijk werken wij veel met touw. Als jongens een touw in handen hebben, voelen ze het materiaal en de stugheid. Dit geeft hun letterlijk houvast. Klimmen ze met behulp van het touw of lopen ze over het touw, dan merken ze de sterkte en draagkracht ervan. Ze ontdekken dan wanneer ze hulp nodig hebben.
Jongens leren door experimenteren. We moeten manieren vinden om dit meer aan de onderwijspraktijk te koppelen. Lessen zoals rekenen en taal zouden kunnen worden gegeven met behulp van opdrachten waarin touwtrekken en materiaal verplaatsen een rol spelen.
Speelse ruimte
Ontdekken en ervaren komen goed tot hun recht wanneer de beschikbare ruimte zich daarvoor leent. Hoe kunnen jongens in die ruimte ravotten, stoeien en bewegen? Mag er een hut gebouwd worden in de woonwijk? Is er een sloophoek in het klaslokaal? Een legohoek in de woonkamer? Kortom, is er voldoende ‘speelse’ ruimte?
Als er speelsheid heerst, kunnen jongens in actie komen. Vanuit onze praktijk kunnen wij zeggen dat dit precies is wat jongens uiteindelijk leert een goede relatie met zichzelf en met anderen aan te gaan. Dus niet te veel praten, maar samen spelen en daarvan leren met het oog op de toekomst.
Acceptatie
Wat wij in de SIRE-campagne waarderen, is de open blik naar jongens. Hen volledig accepteren zoals ze zijn, is essentieel voor iedereen die met jongens omgaat. Wanneer deze acceptatie uitblijft, kunnen op termijn de zo bekende gedragsproblemen onder jongens zich ontwikkelen.
Belangrijk is dat wij als ouders, leraren en hulpverleners die acceptatie laten merken. Ben jij trots op je zoon omdat hij iets goed kan of iets moois gemaakt heeft, laat dat dan zien en horen. Vooral tussen vaders en zoons werkt dit acceptatie in de hand. In het uiten van jouw trots ontmoet je zijn ogen, en even breekt er een glimlach door op het gezicht van je zoon. Als vader voel je dat er contact is. Je ervaart: we zitten op dezelfde golflengte.
De auteurs zijn ”adventure therapeut” bij Outback Explorers.