Opinie

Eenverdiener verdient rechtvaardiger belastingheffing

Eenverdieners worden inmiddels tot zes keer zwaarder belast dan tweeverdieners met hetzelfde gezinsinkomen. Om het tij te keren stelt mr. A. J. Versluis de verdelingsmogelijkheid voor. Gezinnen kunnen dan het inkomen uit arbeid over beide partners verdelen.

mr. A. J. Versluis
8 June 2017 10:58Gewijzigd op 17 November 2020 01:49
„De normstelling is dat gezinnen met een gelijk gezinsinkomen gelijk worden belast. Dit laat dan aan gezinnen de keuze om zelf hun arbeidsparticipatie onderling te verdelen.” beeld iStock
„De normstelling is dat gezinnen met een gelijk gezinsinkomen gelijk worden belast. Dit laat dan aan gezinnen de keuze om zelf hun arbeidsparticipatie onderling te verdelen.” beeld iStock

In RD 27-5 stond een interessant interview met prof. mr. J. M. H. F. Teunissen. Hij vertegenwoordigt een kostwinnersgezin (waarbij een van de partners werkt) uit Landgraaf dat volledige heffingskorting voor beide partners eist. Tot nu toe vingen zij bot bij zowel de rechtbank als in hoger beroep bij het gerechtshof. De Hoge Raad zal nu een beslissing moeten nemen.

De inkomstenbelastingheffing van gezinnen verdient absoluut aandacht tijdens de kabinetsformatie in het kader van een grondige herziening van de inkomstenbelasting. Het inkomen uit arbeid van beide partners zou daarbij voor de belastingheffing, indien zij dit wensen, verdeeld moeten kunnen worden over beide partners. Zo kunnen ook kostwinnersgezinnen optimaal profiteren van de lagere inkomstenbelastingtarieven in de eerste schijven.

De box (1) waarin het inkomen uit werk en woning wordt belast, kent immers een progressief belastingtarief. Ons omringende landen kennen in grote lijnen al deze verdelingsmogelijkheid.

Achtergrond

Voor iedere belastingplichtige voor de inkomstenbelasting geldt de algemene heffingskorting. Deze heffingskorting vermindert de verschuldigde inkomstenbelasting. Sinds 2009 wordt de uitbetaling van de algemene heffingskorting aan de minstverdienende of niet verdienende partner afgebouwd.

Door deze maatregel, de progressie in het inkomstenbelastingtarief en de voorwaarden voor toepassing van de arbeidskorting en inkomensafhankelijke combinatiekorting, worden eenverdieners inmiddels tot zes keer zwaarder belast dan tweeverdieners met hetzelfde gezinsinkomen.

Dit leidt inmiddels tot fiscaal sturingsgedrag om beide partners te laten profiteren van de lagere tarieven in de eerste schijven en beiden de algemene heffingskorting te laten claimen. Dat kan bijvoorbeeld door de echtgenote een salaris toe te kennen uit de eigen bv. Bovendien kunnen gezinnen met inkomsten uit vermogen door deze toe te rekenen aan de partner met het laagste inkomen zich gemakkelijk aan de nadelige werking van de geleidelijke afbouw onttrekken. Gezinnen zonder eigen bv of inkomsten uit vermogen hebben deze mogelijkheid niet.

Het saldo van de inkomsten uit eigen woning, dividend uit de eigen bv en persoonsgebonden aftrekposten mogen fiscale partners willekeurig aan elkaar toedelen. Een dergelijke verdelingsmogelijkheid is er tot op heden niet voor arbeidsinkomen. Dit is geen consequente handelwijze. Voor het berekenen van de verschillende toeslagen (huur, zorg, kind) wordt immers wel rekening gehouden met het gezamenlijke inkomen.

Jaarlijkse middeling

In België en Duitsland vindt voor de belastingheffing in een bepaalde mate wel een verdeling van het inkomen plaats over beide partners. Een bepaald gedeelte van het inkomen kan op die manier twee keer profiteren van de lagere tarieven in de eerste belastingschijven.

België kent het huwelijksquotiënt. Dit wordt toegepast wanneer een van de partners geen of weinig beroepsinkomsten heeft. Voor de belastingberekening wordt in dat geval het laagste inkomen aangevuld tot maximaal 30 procent van het totale beroepsinkomen van het gezin. Die opsplitsing doorbreekt de progressiviteit van de belastingheffing. 30 procent van het inkomen, met een maximum van 10.290 euro, wordt in België dan niet belast tegen de hogere belastingtarieven, maar wel tegen lagere belastingtarieven (25, 30 of 40 procent).

In Duitsland kan het totale belastbaar inkomen door fiscale partners ieder voor de helft worden aangegeven voor de Duitse belastingheffing, indien de partners hiervoor kiezen in de aangifte. Hierdoor wordt er tweemaal geprofiteerd van de lagere tarieven in de eerste schijven.

Leefvormneutraal

In hun boek ”Geloofwaardig belasting heffen” (2016) pleiten prof. dr. L. G. M. Stevens en dr. A. Lejour voor een leefvormneutrale belastingheffing vanuit het perspectief van het gezin. De normstelling is dan dat gezinnen met een gelijk gezinsinkomen gelijk worden belast. Dit laat dan aan gezinnen de keuze om zelf hun arbeidsparticipatie onderling te verdelen, zonder een dwang tot gezamenlijke participatie op de arbeidsmarkt vanuit de fiscaliteit. Zij pleiten in dit verband voor een introductie van een vlaktaks, waarbij elke belastingplichtige hetzelfde tarief over zijn inkomen in box 1 betaalt.

Het zou de belastingheffing in ieder geval een stuk simpeler maken. Indien dit vooralsnog een brug te ver gaat, pleit ik voor een verdeling van het arbeidsinkomen over de partners ter demping van de progressie in het inkomstenbelastingtarief, zoals dit ook in Duitsland plaatsvindt. Hoe dan ook, de eenverdiener moet recht gedaan worden.

De auteur is als fiscalist verbonden aan Hoek en Blok Accountants, Belastingadviseurs, Juristen.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer