Gezondheid

Tuchtrechter: Goed aangifte doen een hele klus

Werken met ggz-cliënten die in de bemoeizorg zijn geplaatst, is complex. Het dagelijks moeten omgaan met verwardheid en agressie kan een zware wissel trekken op het welbevinden van hulpverleners. Zelfs zozeer dat aangifte doen noodzakelijk blijkt. Ook dan blijft het beroepsgeheim echter van kracht.

19 April 2017 12:40Gewijzigd op 17 November 2020 01:25
beeld Istock, Shannon Fagan
beeld Istock, Shannon Fagan

1. geschil

„Ping, nieuw mailtje”, zegt de laptop van de sociaal-psychiatrisch verpleegkundige. Het is het zestiende van een en dezelfde afzender, verzonden in twee dagen tijd. De mailer, een van de cliënten van de verpleegkundige, is druk, zo veel is duidelijk. Én hij weet van volhouden.

Vriendelijk is de e-mailwisseling allang niet meer. Wat begon met een wat ongebruikelijk verzoek van de cliënt aan de verpleegkundige –„ik wil een foto van je als aandenken”– escaleerde in twee dagen van obsessieve pogingen om doorlopend met de hulpverleenster in contact te zijn.

Behalve de mailtjes turft de verpleegkundige zo’n dertig telefoontjes, twee sms-berichten en een handvol ingesproken voicemailberichten. De inhoud liegt er niet om: „Ik heb je nodig, ik wil je zien, ik wacht je op, ik kom naar je toe.” In een van zijn laatste berichten dreigt de cliënt de hand aan zichzelf te slaan wanneer de toenadering onbeantwoord blijft.

Het bestaan van de cliënt bij wie een autistische stoornis is vastgesteld is een aaneenschakeling van rondzwerven in vreemde steden, conflicten krijgen met voorbijgangers, aangehouden worden en vastzitten op politiebureaus. Intrekken bij zijn ouders biedt tijdelijk rust. Via de crisisdienst van de ggz-instelling in hun woonplaats belandt hij in de bemoeizorg, waar de verpleegkundige hem onder haar hoede neemt. Zij probeert de man te laten instromen in een beschermdwonenproject.

Agressief en obsessief wordt zijn gedrag wanneer de verpleegkundige, die alleen de intake- en opstartfase van de bemoeizorg voor haar rekening neemt, haar cliënt wil overdragen aan het wijkteam van de gemeente. Vanaf dat moment vertoont de patiënt een soort verlatingsangst en gaan alle remmen los. In een onbewaakt moment betreedt hij zelfs haar werkkamer en neust wat rond in haar dossiers.

Een gesprek met de verpleegkundige en twee collega’s, onder wie de behandelend psychiater, om de patiënt weer bij zinnen te brengen, werkt averechts uit. De cliënt stormt boos de instelling uit, maar nog diezelfde avond staat hij bij de hulpverleenster thuis op de stoep. Voor de verpleegkundige is dat de spreekwoordelijke code rood, het moment om de politie erbij te roepen. In haar verklaring, waarin ze de patiënt beschuldigt van stalking, schrijft ze: „Deze aangifte kan ik niet doen zonder mijn beroepsgeheim te schenden. Een rechter moet uiteindelijk alle informatie hebben om een weloverwogen besluit te nemen. Door het verstrekken van relevante medische informatie wil ik daarvoor zorgen.”

2. standpunten

Het is vooral de onkunde van de verpleegkundige waardoor het contact uit de hand is gelopen, zeggen de cliënt en zijn ouders tegen de tuchtrechter. Ze vinden dat ze roekeloos te werk ging door via sms en e-mail op een laagdrempelige manier contact te leggen. De vader zegt te hebben gewaarschuwd: Dit is onvoldoende gestructureerd en kan ontsporen.

De aangifte tegen de patiënt zien de klagers als een professionele fout, ook omdat de verpleegkundige daarbij haar beroepsgeheim zou hebben geschonden. Toen de cliënt boos wegstormde uit het sussend bedoelde gesprek hadden de hulpverleners de crisisdienst moeten alarmeren, vinden ze. Dan had hij, desnoods in een isoleercel, kunnen afkoelen.

De verpleegkundige zegt steeds te hebben gehandeld na voorafgaand overleg in teamverband. Eén aantijging noemt ze terecht: in interne mailtjes aan collega’s stak ze weleens de draak met de cliënt; niet vermoedend dat hij haar neerbuigende opmerkingen ooit te zien zou krijgen.

3. uitspraak

Het tuchtcollege vindt dat de verpleegkundige weliswaar laagdrempelig heeft gecommuniceerd, maar altijd zakelijk en in een stijl die bij de bemoeizorg past. Dat het ggz-team meteen na het mislukte kalmeringsgesprek de crisisdienst had moeten alarmeren, gaat er ook niet in bij de raad. Nóg een opsteker voor de verpleegkundige: de tuchtraad ziet de aangifte als een weloverwogen en terechte stap.

Toch is daarmee niet alles gezegd. Bij haar aangifte legde de vrouw zo’n beetje alles wat haar bekend was over de cliënt voor de politie bloot. Bovendien, uit het gesprek tussen de politie en haar partner die mede aangifte deed, bleek haar vriend ook zo ongeveer alles over de man te weten. Uiteindelijk, zo concludeert de tuchtraad, was de vrouw te loslippig. Met het verstrekken van allerlei persoonlijke details had ze moeten wachten, bijvoorbeeld tot justitie daarom vroeg. Daarom volgt er toch een waarschuwing. Weliswaar een milde sanctie, maar toch.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer