Kennis over autisme leidt tot begrip
Vraag: Onze zoon Jeftha (5) loopt achter met zijn spraak-/taalontwikkeling en ook met leren. Prikkels verwerkt hij traag en zijn gedrag is moeilijk. Wij denken zelf aan autisme. Willen jullie eens iets schrijven over de kenmerken van autisme?
Het lijkt wel alsof er tegenwoordig meer kinderen met autisme zijn dan vroeger. Natuurlijk waren ze er vroeger ook, maar inmiddels is er veel meer kennis over en aandacht voor de aandoening.
Ouders kunnen een belangrijke rol spelen bij het vroeg herkennen van kenmerkende signalen van autisme. Zo is het al vanaf de eerste verjaardag mogelijk om bij kinderen signalen op te vangen die mogelijk op autisme wijzen, zoals het niet reageren op hun naam en nog niet brabbelen als ze twaalf maanden zijn.
Zo’n tijdige signalering is belangrijk voor het kind en de opvoeding. Tegelijkertijd moeten ouders voorkomen dat bepaald gedrag te snel en zonder deskundig onderzoek wordt uitgelegd als autisme.
Alle aspecten
Autisme is een aangeboren aandoening in de hersenen. Het is een pervasieve gedragsstoornis: zij heeft gevolgen voor alle aspecten van de ontwikkeling en van het leven.
Het woord autisme is afgeleid van het Griekse woord ”autos”: zelf. Het verwijst naar een van de belangrijkste problemen van mensen met autisme: ze lijken op zichzelf gericht en ondervinden problemen in het contact met anderen.
In het inmiddels verouderde psychiatrische handboek DSM IV wordt een handig en nog vaak gebruikt onderscheid gemaakt tussen vormen van autisme: klassiek autisme, het syndroom van Asperger en PDD-NOS.
In het huidige DSM V zijn deze verschillende benamingen vervangen door één enkele diagnose: het autismespectrumstoornis (ASS). Het woord spectrum betekent dat er zeer veel varianten binnen autisme zijn. Geen twee kinderen met autisme zijn gelijk. Bij elk kind komt de aandoening op een andere manier tot uiting. Bij de een is direct zichtbaar dat er iets aan de hand is, terwijl de ander ogenschijnlijk probleemloos door het leven gaat.
Weinig wederkerigheid
In dit artikel wordt nog uitgegaan van de oude indeling. Kinderen met klassiek autisme laten weinig wederkerigheid in het contact met anderen zien. Ze zijn op zichzelf gericht en leggen vooral contact als ze iets van de ander nodig hebben. Ze delen hun gevoelens niet snel en stellen minder vragen.
Verder hebben ze vaak moeite met het maken van oogcontact. Ook het lachen als reactie op de lach van een ander is minder ontwikkeld. Communicatieproblemen komen in verschillende vormen voor. Sommige kinderen praten niet of praten alleen anderen na.
Kinderen met klassiek autisme hebben vaak beperkte, zich herhalende vaste patronen van gedrag, belangstelling en activiteiten. Ze zitten vaak vast aan bekende rituelen of gewoonten en raken in paniek bij kleine veranderingen.
Fladderen
Sommigen maken steeds dezelfde ongewone bewegingen, zoals fladderen met de handen of draaien met de vingers. Een kind met (klassiek) autisme kan geobsedeerd zijn door bepaalde voorwerpen, onderwerpen of hobby’s. Vaak is er veel behoefte aan een vaste volgorde van gewoonten, handelingen of dagritme.
Kenmerken van klassiek autisme zijn al voor het derde levensjaar aanwezig. Op die leeftijd is er ook al een achterstand in sociale contacten, taalontwikkeling en spel. In de loop van de tijd kunnen sommige gedragingen veranderen, of in ernst toe- of afnemen. Vier op de vijf mensen met klassiek autisme hebben ook een verstandelijke beperking.
Kinderen met het syndroom van Asperger hebben wel veel kenmerken van autisme, maar meestal geen achterstand in hun verstandelijke en taalontwikkeling. Ze zijn over het algemeen juist zeer taalvaardig en vaak normaal tot zeer intelligent. Ze hebben niet zelden een monotone stem, een weinig expressieve gezichtsuitdrukking en een houterige motoriek. Problemen doen zich voor met het sociale verkeer en zich herhalend gedrag of spel.
Mensen met PDD-NOS voldoen niet aan alle criteria van autisme, maar hebben wel te maken met beperkingen in het sociale verkeer. Ze kunnen onhandig en angstig zijn in sociale situaties, leren niet of nauwelijks van sociale ervaringen en kunnen bang zijn voor veranderingen. Die angst kan leiden tot koppigheid of drift.
Ze hebben vaak wel een trage taalontwikkeling, kunnen ouwelijk zijn in hun taalgebruik en nemen taal letterlijk. Ook zijn ze overgevoelig voor zintuigelijke prikkels, of juist ongevoelig voor geluiden, beelden, temperaturen of aanrakingen.
Autisme gaat soms ook samen met AD(H)D, angststoornissen en leerstoornissen zoals dyslexie en dyscalculie.
Goed in details
Iemand met autisme is veelal goed in het opmerken van details. Dat komt door zijn manier van informatieverwerking: hij ziet informatie als losse brokjes. Hij ziet niet (meteen) het geheel, maar moet eerst alle losse delen samen tot een logisch geheel vormen.
Voor iemand met autisme duurt het dus langer voordat hij begrijpt wat er in zijn omgeving gebeurt. Daaruit komen veel prikkels bij hem binnen. Vaak neemt hij die veel heftiger waar dan mensen zonder autisme. Door de veelheid en de intensiteit van de prikkels kan hij moeilijk onderscheid maken welke op dat moment belangrijk zijn.
Zo kan een kind met autisme in de klas het geroezemoes van de andere kinderen even hard waarnemen als de juf die voorin iets uitlegt. Of hij ruikt de deodorant van de mevrouw in de kerk voor hem extreem goed. Daardoor is het voor hem lastig om zich te concentreren op wat er op dat moment belangrijk is.
Onbegrip
Elke vorm van autisme heeft een behoorlijke invloed op het leven van het kind. Zijn ontwikkeling loopt niet volgens de algemene ontwikkelingslijnen: er is een kloof tussen de verstandelijke ontwikkeling en de sociaal-emotionele ontwikkeling.
Ook op de ouders heeft het autisme van hun kind een behoorlijke invloed. Zij merken dat een normale manier van opvoeden niet werkt. Ook de godsdienstige opvoeding verloopt anders.
Verder kunnen zij veel onbegrip vanuit de omgeving ervaren. Omstanders zeggen nogal eens tegen ouders dat het wel meevalt, of dat ze het kind beter (lees: strenger) moeten opvoeden. Als een kind met autisme een flinke driftbui krijgt in de supermarkt, hebben de andere klanten hun mening al klaar.
Ouders kennen echter hun eigen kind het beste. Als zij zich zorgen maken over de ontwikkeling van hun kind, is het belangrijk dit op het consultatiebureau te melden. Als het nodig is, kan de consultatiebureau-arts, of de huisarts, doorverwijzen voor verder onderzoek van het kind.
Alleen een psychiater of een geregistreerde gezondheidszorgpsycholoog (gz) mag bepalen of een kind autisme heeft. Bij jonge kinderen gebeurt dit op basis van gesprekken met de ouders in combinatie met observatie van het kind. Als de diagnose autisme bij hun kind is gesteld, is het belangrijk dat ouders zich grondig verdiepen in de aandoening en op zoek gaan naar lotgenotencontact.
Prettige eigenschappen
Een stoornis in het autismespectrum is niet te genezen; het is een levenslange beperking. Na verloop van jaren kunnen bepaalde kenmerken weliswaar verbleken, maar er kunnen ook problemen bijkomen, zoals agressie, depressies of angststoornissen. Een kind met autisme heeft (bijna) altijd in meerdere of mindere mate hulp, ondersteuning of bescherming nodig.
Als een kind met autisme ouder wordt, kan het ook gemak hebben van bepaalde kenmerken van zijn aandoening. Stiptheid, eerlijkheid en zich goed kunnen concentreren zijn prettige eigenschappen. Ook het goed zijn in tabellen en schema’s kan van pas komen.
Oog hebben voor details kan mooie dingen opleveren. Als een kind met autisme de kans krijgt goed te leren omgaan met zijn beperkingen, kan het net als ieder ander kind een mooi en rijk leven hebben. Het heeft veel liefde, aandacht en geduld nodig om te leren uitgaan van eigen kracht en te leren omgaan met de wereld om zich heen.
Waardevol
Ook een kind met autisme is waardevol en mag er zijn zoals het is. Het mag zijn unieke gaven en talenten inzetten tot eer van God en tot heil van zijn naaste.
De ouders zijn gebaat bij de juiste hulpverleners, maar evenzeer met meelevende omstanders, familieleden, vrienden, ambtsdragers, die bereid zijn zich in autisme te verdiepen. Kennis leidt tot meer begrip voor zowel de ouders als het kind met zijn sociale beperking. En dat is iets waar zij een grote behoefte aan hebben.
Mogelijke signalen van autisme bij jonge kinderen
Een kind:
- brabbelt rond de twaalf maanden niet.
- heeft rond de twaalf maanden geen interesse in andere mensen.
- lacht niet naar anderen bij twaalf maanden.
- reageert niet wanneer het rond de twaalf maanden wordt toegesproken.
- maakt geen gebaren (wijzen, zwaaien) bij twaalf maanden.
- maakt nog geen functioneel gebruik van woorden bij achttien maanden.
- gebruikt nog niet spontaan zinnen van twee woorden bij 24 maanden.
- valt terug op enige leeftijd op eerder verworven taal- of sociale vaardigheden.
Bron: ”ESAT, screening van ASS op jonge leeftijd”, door J. Buitelaar e.a.
Mogelijke signalen van autisme bij kinderen boven 2 jaar
- speelt niet graag met andere kinderen.
- is obsessief bezig met bepaalde handelingen en/of speelgoed.
- wiegt constant op en neer.
- de taalontwikkeling komt niet of vertraagd op gang.
- fladdert met handen en/of armen.
- neemt weinig initiatief in het aangaan van contact.
- heeft moeite met lichamelijke afstand naar anderen.
- neemt woorden letterlijk.
- herhaalt zinloos en letterlijk eerder gehoorde woorden en zinnen.
- reageert nauwelijks op pijnprikkels of het roepen van zijn naam.
- reageert juist overgevoelig op geluiden, geuren of kleuren.
Wanneer de meeste kenmerken herkenbaar zijn, is het raadzaam om contact op te nemen met de huisarts voor advies en verwijzing. Bron: allesoverkinderen.nl
Andere sites: autisme.nl, balansdigitaal.nl, kenniscentrum-kjp.nl en voor een zelftest: heeftmijnkindautisme.nl
Wilt u reageren of hebt u vragen over opvoeding? Leg ze (anoniem) voor aan de pedagogen Mirjam Blom en Anja Helmink. Dat kan door de situatie en de (gezins)omstandigheden, liefst uitvoerig, te mailen naar: wijs@refdag.nl of te sturen naar: RD, t.a.v. redactie Wijs, Postbus 670, 7300 AR Apeldoorn.