Stoppersregeling melkveehouders rammelt
Met een ”stoppot” voor melkveehouders stuurt de overheid duizenden koeien naar de slacht. Een in elkaar geknutselde maatregel die niet zonder risico’s is, betoogt Annie Schreijer-Pierik.
Maandag gingen de eerste koeien naar buiten. Veel mensen verwachten deze lente weer koeien in de wei. Maar helaas. Sommigen komen bedrogen uit. Momenteel gaan namelijk tienduizenden koeien naar de slacht.
Naar schatting duizend boeren met gemiddeld zeventig koeien sluiten de komende maanden de bedrijfsdeuren. De veehouders maken gebruik van een stoppersregeling van de overheid. Die is bedoeld als noodmaatregel om de fosfaatuitstoot van de melkveehouderij te beperken. Melkveehouders die een punt achter hun bedrijf zetten, helpen mee met de aanpak van het vermeende mestoverschot. Want minder koeien leiden tot minder mest en zo tot minder nitraat en fosfaat in de natuur.
Fosfaatplafond
Eerst maar even over de noodzaak: is er wel een mestoverschot? Tot dusver is dat overschot alleen theoretisch, volgens rekenmodellen met normen die veel strikter zijn dan in andere landen. In praktijk merken we dat grote delen van de landbouwgrond schreeuwen om meer fosfaat: vele boeren moeten de bodem vruchtbaar houden door dure kunstmest toe te voegen. Dat is toch de wereld op zijn kop.
De Nederlandse overheid wijst met de stoppersregeling voor melkveehouders naar Brussel. Maar het is niet Brussel dat dit stoppersplan heeft opgelegd. Het reductieplan komt uit de koker van Nederland zelf.
Wat de Europese Commissie wel doet, is Nederland houden aan het fosfaatplafond dat in overleg met Nederland is vastgesteld. Het zal geen verrassing zijn dat andere EU-landen veel soepeler normen en meetmethodes hanteren: de veehouders daar hebben dus minder of geen problemen. Zo kan het ook.
Zwalkend beleid
De landbouw kijkt terecht jaloers naar andere sectoren. Autobouwers mogen de EU-norm voor schadelijke gassen zelfs enkele jaren overschrijden, bepaalden de EU-landen vorig jaar – zelfs na de ‘sjoemelsoftware’ van Volkswagen. Die bereidwillige houding voor de ‘heilige koe’ in Duitsland geldt wat mij betreft ook voor de gewone koe op Nederlandse bodem.
Des te meer omdat onze boeren niet gesjoemeld hebben. Ze hebben de ruimte benut die de overheid heeft gegeven. Twee jaar geleden mochten melkveehouders van de regering nog uitbreiden. Het melkquotum liep ten einde en boeren kregen de kans om nieuwe stallen te bouwen met de nieuwste technieken. En nu moeten de koeien naar de slacht. Een zwalkend beleid. Ondernemers weten niet waar ze aan toe zijn.
De huidige stoppersregeling is bovendien erg rigoureus. Het is een aanslag op ons platteland. Ik zet daar grote vraagtekens bij. Gooien we zo de kroonjuwelen van onze landbouw weg? Slachten we zo onze mooiste familiebedrijven in de landbouw? Ik vrees het.
De meeste van deze bedrijven hadden op termijn best een zonnige toekomst. Wereldwijd groeit immers de vraag naar zuivel.
Vreemd is dat de stoppersregeling vrijwel is beperkt tot melkkoeien. Het is spijtig dat bijvoorbeeld varkenshouders niet mogen meedoen met de stoppersregeling. Fosfaat is toch fosfaat? Het lijkt me beter de effecten te spreiden over meerdere sectoren en regio’s.
In andere sectoren zijn vast bepaalde boeren die net aan hun pensioen zitten en willen stoppen. Nog eind vorig jaar had de Tweede Kamer juist een motie aangenomen dat koeien vaker in de wei moeten lopen. Zo’n stoppersregeling is nou niet bepaald een stimulerende maatregel.
Ruggengraat
Extra zorgelijk is dat de Nederlandse regering eerder in actie had kunnen komen. Toen ik dertig jaar geleden in de politiek begon, werd al het maximumgehalte voor nitraat in onze bodem en grondwater vastgesteld. In die periode waren ook de problemen rond de uitstoot van fosfaat algemeen bekend.
Jaar na jaar negeerde de regering waarschuwingen uit Brussel over de hoge fosfaatuitstoot. Rutte II liet vorig jaar nog zo’n vijf maanden verloren gaan, omdat de staatssecretaris de Kamer niet had gemeld dat een eerste krimpplan door Brussel niet was geaccepteerd.
Daarna is met haastige spoed deze stoppersregeling in elkaar geknutseld. De landbouw moet ermee aan de slag. Ik wil het een kans geven en hopelijk lukt het. Maar liever had ik gezien dat de melkveehouderij een rustiger weg kon volgen, een proces met transitiemodel. Net zoals Volkswagen van de EU een overgangstijd krijgt. De huidige aanmeldrondes voor de stoppersregeling, verspreid over drie maanden, zijn te kort en daarmee niet mens- en diervriendelijk.
Melkveehouder Maurits von Martels uit het Overijsselse Dalfsen beschreef de problemen van zijn sector in een krachtige ”Brief aan Mark”, de premier. De brief werd een hit op Facebook. Prompt werd deze boer vanaf een onverkiesbare plaats 44 van de CDA-lijst met voorkeurstemmen gekozen in de Tweede Kamer. En terecht.
Voor Von Martels en voor mij is één ding van groot belang. We willen dat de familiebedrijven in de Nederlandse landbouw overeind blijven. Zij zijn de ruggengraat van ons platteland en belangrijk voor de Nederlandse export.
Anders mist u binnenkort niet alleen de koeien, maar ook de boeren en de boerderijen op het platteland.
De auteur is CDA-politica en lid van het Europees Parlement. Ze is namens de fractie van de Europese Volkspartij (christendemocraten) lid van de commissies landbouw, visserij, milieu en gezondheid.