„Maak van orgelconcert een evenement”
Het imago van het orgel kan wel een facelift gebruiken, bleek vorige week tijdens een ”expertmeeting” in Breda. Erfgoeddeskundigen, organisten en beleidsmakers dachten na over de toekomst van het instrument in de 21e eeuw.
Traditie en vernieuwing – andere tijden voor het orgel, luidde de titel van een bijeenkomst in de Grote Kerk van Breda, vorige week vrijdagmiddag. Organisten, erfgoeddeskundigen, orgelbouwers en festivalprogrammeurs werden ondergedompeld in de wereld van het orgel. De middag was georganiseerd door de Stichting Grote of Onze Lieve Vrouwekerk Breda.
Een centrale vraag was hoe de ”koning der instrumenten” in de 21e eeuw een nieuw publiek kan aanboren. Lukt dat nog? En zo ja: op welke manier?
Het kan alleen als organisten en concertcomités bereid zijn nieuwe routes uit te proberen, liet Nico Declerck van Orgelradio.eu zien. Hij constateerde om te beginnen een aantal belangrijke nadelen aan het orgel. „Orgels staan vaak in een kerk, en dat is geen voordeel, zeker niet met de ontkerkelijking van nu. De meeste mensen zetten geen stap meer in de kerk. Daar komt bij: in onze beeldcultuur is het lastig een beeld van de organist te vormen. Er is nauwelijks contact met de organist. Nog een nadeel: het orgel heeft makkelijk de neiging tot het produceren van een vervelende, drammerige klankenbrei. Wordt deze brei uitgebraakt over het publiek, dan haakt dat massaal af. En kijken we naar de concepten achter een orgelconcert, dan is dit voor de luisteraar in de 21e eeuw nauwelijks spannend te noemen. We gaan naar een kerk, we gaan zitten, meestal klinkt er een signaal of een belgeluid, het concert begint, aan het eind applaudisseren we en we gaan weer naar huis. Niet echt spannend allemaal.”
Volgens de Belg Declerck is het publiek daarom „grijs en vooral weinig talrijk. Zij die komen, weliswaar een uitstervend ras, zijn bijzonder geëngageerd. Dus is het als organisator heel belangrijk aan te sluiten bij de jongere generatie en op zoek te gaan naar een breder publiek.”
Schreeuwlelijk
Declerck geeft een aantal tips aan concertorganisatoren om een breder publiek voor het orgel te vinden. „Ik vind het belangrijk de organist bij het publiek te brengen, bijvoorbeeld op een groot projectiescherm. Ik kom regelmatig mensen tegen die zeggen: O, je speelt dus met je voeten en je trekt aan allerlei knoppen? En je hebt drie pianoklavieren boven elkaar? Ga er nooit vanuit dat het publiek weet hoe een orgel werkt. Je kunt niet duidelijk genoeg zijn over wat je als organist precies doet aan de speeltafel. In dat opzicht ben ik zelfs een voorstander van een speeltafel beneden in de ruimte, als extra mogelijkheid om de organist en zijn manier van spelen bij het publiek te brengen.”
Volgens de motor achter Orgelradio.eu is het ook belangrijk dat organisten „een verhaal vertellen” en „zichzelf verkopen.” „De organist neemt zijn publiek mee op de reis van het concert. Hij laat het orgel op z’n best klinken, brengt variatie aan, kleurt met registers, laat verschillende dynamieken horen. Er is niks vervelender dan de hele Passacaglia van J. S. Bach op een lelijk plenum te spelen – zelfs als dat historisch verantwoord is.”
Samenwerking is het toverwoord bij het organiseren van concerten, besluit Declerck. „Samenwerken met culturele centra, met lokale verenigingen, scouts, koren, de fanfare – je kunt het zo gek niet bedenken. En maak cross-overs naar andere kunsten, zoals klezmermuziek met orgel, of percussie met orgel, of gregoriaans gecombineerd met orgelimprovisatie en jazz.”
Klank als erfgoed
Hans Fidom, hoogleraar orgelkunde aan de VU in Amsterdam, houdt zich bezig met de klank als „immaterieel erfgoed.” Hij doet onderzoek naar vragen als: Hoe functioneert geluid in een samenleving? Wat doet geluid met mensen? En hoe klinkt een gebouw of een stad? Het orgel, zei Fidom tijdens de bijeenkomst in Breda, „produceert niet alleen orgelklank, maar ook de klank van het gebouw en van de stad.”
Volgens Fidom zijn orgels op te vatten als klankvensters op het verleden. Een centrale vraag bij restauraties is dan: Welke klank ga je beschermen? En welke referenties zijn bepalend voor wat je een goede klank vindt en wat niet? Fidom noemt de restauratie van het Schnitgerorgel in de Grote Kerk van Zwolle als voorbeeld. „Ga je terugrestaureren naar 1721, het jaar waarin het orgel door Schnitger werd opgeleverd? Of nemen we de klank uit 1956, van de vorige restauratie, als uitgangspunt? Ook de klank van de laatste vijftig jaar kun je zien als een soort erfgoed. Hoe gaan we daarmee om?”
Rudi van Straaten, adviseur bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, luidde vorige week de noodklok over het klinkend erfgoed in Nederland. Weliswaar verkeert de meerderheid van de 1600 van rijkswege beschermde orgels, 1000 torenuurwerken en 3000 luidklokken dankzij de restauratiegolf van de afgelopen dertig jaar in uitstekende staat, zei hij. „Maar het klinkend erfgoed staat onder grote druk. De ontkerkelijking en leegstand van kerkgebouwen maken goed beheer en vakmanschap bij de instandhouding van klinkend erfgoed niet meer vanzelfsprekend.”
Van Straaten onderstreept dat carillons, uurwerken en orgels als gemeenschappelijk bezit niet meer weg te denken zijn uit de openbare ruimte. „Ze bepalen in belangrijke mate de beleving van de omgeving en van het culturele erfgoed in Nederland. Ze vertegenwoordigen het immateriële aspect dat mensen in tijden van vreugde en droefheid verbindt. Denk alleen maar aan al die luidende klokken na de ramp met de MH17.”
De adviseur bepleit een breed draagvlak voor dit erfgoed op basis van „interculturele samenwerking”, waarin jong en oud, autochtonen en nieuwe Nederlanders, media en politiek actief participeren. „Zonder enthousiasme van de nieuwe generatie zal het klinkend erfgoed zwijgen. Op basis van een gedeelde emotie kan de klinkende schoonheid samen worden ervaren.”
Workshops
Tijdens het symposium in Breda werden workshops gehouden over de vraag hoe je draagvlak voor de orgelcultuur kunt verbreden (Van Straaten), de ”Flentropklank als erfgoed in Breda” (Fidom) en het orgelpubliek in de 21e eeuw (Declerck).
Niels Klop van Klop Early Keyboard Instruments in Garderen vond het een „interessante invalshoek dat mensen onder de dertig jaar het orgel weer fascinerend vinden omdat ze het niet kennen. Ik kan me dat niet voorstellen omdat ik zelf met het orgel ben opgegroeid. Hoe kun je deze geïnteresseerde groep laten zien hoe het instrument werkt en hoe leuk het eigenlijk is? Als bedrijf proberen we daar ook een rol in te spelen. Als mensen ons opbellen en vragen of ze mogen komen kijken is iedereen in principe welkom. We hebben ook een aantal keer een schoolklas ontvangen. Je moet dan wat voorzorgsmaatregelen treffen, zoals de machines uitzetten, maar het was ontzettend leuk.”