Opinie

Bijzonder onderwijs heeft de toekomst

Het bijzonder onderwijs afschaffen is onwenselijk, stellen dr. Bill Banning en dr. Eppo Bruins. Het is beter om openbare scholen om te vormen tot bijzondere scholen.

dr. Bill Banning en dr. Eppo Bruins
28 February 2017 11:01Gewijzigd op 17 November 2020 00:50
„De eigen christelijke achtergrond en de hoge mate waarin ouders betrokken zijn, blijken een positieve uitwerking te hebben op de kwaliteit van het onderwijs, ook inzake burgerschapsvorming.” beeld ANP, Piroschka van de Wouw
„De eigen christelijke achtergrond en de hoge mate waarin ouders betrokken zijn, blijken een positieve uitwerking te hebben op de kwaliteit van het onderwijs, ook inzake burgerschapsvorming.” beeld ANP, Piroschka van de Wouw

In de politiek is alles onzeker, maar Nederland heeft al een volle eeuw één constante factor: de regelmatig terugkerende vraag of het bijzonder onderwijs bestaansrecht heeft. Concreter gezegd: de vraag of katholieke, protestants-christelijke, joodse, vrije en nu ook islamitische scholen niet moeten worden afgeschaft.

Een eeuw geleden eindigde de schoolstrijd in de Pacificatie van 1917. Met het vastleggen van de onderwijsvrijheid in het befaamde artikel 23 van de Grondwet, werd de gelijke bekostiging van openbaar en bijzonder onderwijs een feit. Maar daarmee verdween niet de kritiek uit liberale en socialistische hoek op het bijzonder onderwijs. De laatste jaren staat het artikel in de politiek vooral ter discussie omdat de islamitische gemeenschap van het recht gebruikmaakt.

Emancipatie

Hoewel er nauwelijks naar verwezen wordt, ligt de verre oorsprong van genoemd grondwetsartikel in het ontstaan van de Bataafse Republiek in 1796. In dat jaar werden er fundamentele zaken geregeld, zoals de scheiding van kerk en staat. Hierdoor verloor de Hervormde Kerk haar bevoorrechte positie en kon er een begin gemaakt worden met de langzame emancipatie van joden, katholieken, doopsgezinden en andere groepen die in de Republiek nauwelijks aan het maatschappelijke en politieke leven konden deelnemen.

De gelijke bekostiging van openbaar en bijzonder onderwijs van 1917 maakte die emancipatie in het onderwijs ten volle mogelijk. Iedere groep burgers, onderwijskundig of levensbeschouwelijk georiënteerd, kon voortaan een school met eigen accenten oprichten en rekenen op financiële gelijkstelling. Uiteraard op voorwaarde dat de school zich aan de eisen van de wet houdt.

Zo ontstonden, naast openbare scholen, enerzijds de confessioneel bijzondere scholen (onder andere katholiek, protestants-christelijk, reformatorisch, joods en nu ook islamitisch) en anderzijds de algemeen bijzondere scholen (onder andere montessori-, dalton- en jenaplanscholen). Beide vormen zijn opgericht door ouders die voor hun kinderen een specifiek onderwijsconcept willen, uiteraard binnen de wettelijke vereisten.

Verdienste

Het feit dat het bijzonder onderwijs voer is voor politieke discussie geeft ons een kans én een extra inspanningsverplichting om de waarde ervan aan te tonen. Het meest kritieke punt: het bijzonder onderwijs zou de integratie van (nieuwe) bevolkingsgroepen in de weg staan. Dat lijkt voor de hand te liggen, want je zou denken dat katholieke of protestantse scholen er alleen voor katholieken of protestanten zijn. De praktijk leert echter dat er op katholieke en protestantse scholen minstens zo veel kinderen zitten met buitenlandse roots als op openbare scholen. En sterker nog, deze scholen maken op een intensieve manier werk van de multiculturele en multireligieuze samenleving.

De christelijke achtergrond en de hoge mate waarin ouders betrokken zijn bij het onderwijs, blijken een positieve uitwerking te hebben op de onderwijskwaliteit – ook inzake burgerschapsvorming. Het Inspectierapport 2016 vermeldt bijvoorbeeld dat er op christelijke scholen meer aandacht wordt besteed aan seksuele diversiteit en seksuele weerbaarheid dan op openbare scholen.

Illusie

Een ander argument tegen het bijzonder onderwijs is dat onderwijs beter neutraal kan zijn. De onderliggende gedachte is dat confessioneel onderwijs kinderen en jongeren zou indoctrineren, terwijl openbaar onderwijs neutraal is.

Dat argument is onjuist. Neutraal onderwijs is onmogelijk. Iedere leerkracht en ieder schoolsysteem hanteert, al dan niet bewust, waarden die het handelen aansturen. Beweren dat je neutraal bent, getuigt van onvoldoende inzicht in de onderliggende processen binnen het onderwijs.

Bovendien is het argument niet doeltreffend. De illusie van neutraliteit maakt immers de beoogde dialoog en daarmee de mogelijkheid van (zelf)kritiek overbodig. Bijzonder onderwijs is zich van meet af aan bewust van zijn eigen waardepatronen en legt daar rekenschap over af.

Openbare scholen

Bijzonder onderwijs is ook democratisch gezien van waarde. Binnen een democratie is het belangrijk om zaken zo veel mogelijk van onderop binnen de samenleving te organiseren (het subsidiariteitsprincipe). In tegenstelling tot het bijzonder onderwijs, is het openbaar onderwijs nog vaak een publiekrechtelijke instelling die door de overheid (gemeentebestuur of een commissie daarvan) wordt bestuurd. Bijzondere scholen (zowel onderwijskundig als levensbeschouwelijk) worden echter bestuurd door een vereniging of stichting waarin voornamelijk ouders de dienst uitmaken.

De hieruit voortvloeiende hoge betrokkenheid van ouders is niet alleen organisatorisch handig, maar ook democratisch van belang. Hier wordt de samenleving in het klein van onderop georganiseerd. Deze subsidiariteit heeft ook een onderwijskundige waarde. Iedereen binnen het onderwijs kent namelijk de pedagogische driehoek: leerling, school en ouder(s). Doordat binnen het bijzonder onderwijs de ouders al vanaf de stichting betrokken zijn bij de school, draagt dit bij aan vruchtbaar onderwijs.

Om deze inbreng van de ouders meer recht te doen pleiten we daarom niet alleen voor het behoud van bijzonder onderwijs. We pleiten ook voor de idee om alle openbare scholen om te vormen tot bijzondere scholen, waarbij de ouders kunnen bepalen welke uitgangspunten de school voor hun kinderen heeft. Een van die uitgangspunten kan zijn dat je openbaar, dus algemeen toegankelijk wilt zijn. Maar noem het geen neutraal onderwijs. Want neutraliteit bestaat niet.

Dr. Bill Banning is identiteitsbegeleider bij Scala, organisatie voor basisonderwijs in de gemeente Heusden en leraar op d’Oultremontcollege Drunen. Dr. Eppo Bruins is Tweede Kamerlid en woordvoerder onderwijs voor de ChristenUnie.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer