Kerk & religie

Hiernamaals blijft soms knagen bij moderne mens

De moderne mens heeft weinig met het hiernamaals. Of toch wel? „We leven in een postchristelijke cultuur”, zegt dr. Vincent Stolk, „maar christelijke elementen lijken onderhuids nog veel mensen te stempelen. Soms knaagt er nog iets.”

Klaas van der Zwaag

22 December 2016 20:03Gewijzigd op 17 November 2020 00:04
Dr. Vincent Stolk beeld RD
Dr. Vincent Stolk beeld RD

Dr. Vincent Stolk (31) is historicus en docent educatie aan de Universiteit voor Humanistiek in Utrecht en richt zich onder meer op het onderwijs in de grondslagen van het humanisme. Zo komen ook de onderwerpen dood en hiernamaals langs – typisch filosofische vragen die al door de Grieken gesteld werden. Veel filosofen in de humanistische traditie poogden een antwoord te vinden op de eindigheid en sterfelijkheid van de mens.

Dr. Stolk gaf recent een college over het ouder worden en de dood. Hij deed dit uiteraard vanuit humanistisch perspectief, maar veel studenten weten dat zijn levensbeschouwing een geheel andere is. Vincent werd namelijk van atheïst en humanist een overtuigd christen. Hij groeide op in een christelijk gezin, maar nam als tiener afstand van het christendom. Door middel van gesprekken met vrienden en het volgen van een Alpha-cursus kwam hij later tot geloof.

Dr. Stolk is momenteel lid van een protestantse gemeente in Rotterdam die evangelisch georiënteerd is. Daar is hij ambtsdrager en heeft hij onlangs ook opgetreden als prediker.

U bent overtuigd christen en tegelijkertijd docent aan een humanistische instelling. Hoe verwoordt u deze spanning met betrekking tot de visie op de dood en het hiernamaals?

„Het moderne humanisme en ook deze universiteit is volstrekt seculier. Een hiernamaals wordt ontkend en past ook niet in het humanisme, waar alleen dít leven telt. Een paar jaar geleden heb ik mij verdiept in de voorzitter van de vrijdenkersvereniging De Dageraad tijdens het interbellum, Jan Hoving (1877-1939). Hij wijdt in zijn autobiografie ook woorden aan hoe hij tegenover de dood staat. Vanuit een positieve levensaanvaarding komt hij tot een positieve mentaliteit ten opzichte van de dood.

Het leven houdt voor hem organisch op zoals het begonnen is. Hoving keert zich heel sterk tegen een sterfbedbekering waarin mensen vanuit een existentiële angst toch besluiten te gaan geloven. Nee, hij vindt dat je de dood eerlijk moet aanvaarden als het volstrekte einde van het leven.”

Leefde het hiernamaals nooit in humanistische kringen?

„Je moet onderscheid maken tussen denkers zoals Erasmus en Kant aan de ene kant en het moderne humanisme aan de andere kant. De eersten waren gelovigen, bij de tweede groep is de gedachte van autonomie geheel in de plaats gekomen van het bestaan van God. De mens moet zelf vorm geven aan zijn leven. De humanistische wetenschapper P. Derkx heeft eens betoogd dat humanisten vinden dat elke levensbeschouwing mensenwerk is. Deze gedachte van autonomie staat in het moderne humanisme nog steeds recht overeind.

In de negentiende eeuw zie je dat in arbeiderskringen het geloof in de hel verdwijnt, maar nog niet het geloof in de hemel. Er was een hoop op compensatie voor de ellende in deze wereld. Dat bracht de arbeiders weliswaar niet in de kerk, wel zochten ze de kerk op bij momenten van doop, huwelijk en begrafenis. Men geloofde dat men na de dood beter uit was dan in dit leven.”

Is de gedachte aan God en een hiernamaals wel echt uit de moderne cultuur verdwenen?

„Ik betwijfel het. Volgens Romeinen 1 openbaart God Zich voldoende in ieders hart. De mens kan in zijn geweten voelen dat er wel iets moet zijn na de dood. Het seculiere is pas van recente datum. Vanuit humanistisch perspectief is er niet iets om bang voor te zijn. Maar wanneer er in die kringen inspanningen zijn om kalm en rustig om te gaan met de dood, zou je daarachter ook iets van angst kunnen opmerken.”

Het humanisme is een belangrijk onderdeel van de westerse cultuur, ook van de filosofie. Hoe gaan humanisten om met de dood?

„We hebben aan onze universiteit de hoogleraar Carlo Leget, die het boekje ”Van levenskunst tot stervenskunst” schreef. Daarin schrijft hij over zijn model van ”ars moriendi”, de kunst van het sterven. Het gaat daarbij om het geven van zin aan je laatste levensfase. Vroeger was dat verbonden met het geloof in een hiernamaals en gold dat elke levensfase verbonden was met de dood, nu staat de dood aan het eind van het leven. Het gaat in het humanisme om het goede leven, een zinvolle omgang met de dood.”

Is de beweging van ”Voltooid leven” ook typisch humanistisch?

„Zeker, als humanist zou je deze beweging volledig moeten omarmen. Want wie heeft immers het recht om mij dwingen om te leven of wie kan mij opleggen dat ik zou moeten lijden? Je ziet in de discussie over voltooid leven dat de grens steeds verder opgeschoven wordt. Was het vroeger nodig dat je ongeneeslijk ziek moest zijn om vrijwillig te sterven, nu hoef je alleen maar een goed verhaal te hebben om dood te willen gaan. Een mogelijk volgende stap is dat je ook zelfs geen goed verhaal meer hoeft te hebben.”

Abortus

Dr. Stolk kwam vorige maand in het nieuws toen hij in een essay in het studentenmagazine Zindroom van zijn universiteit de abortuspraktijk „de nieuwe holocaust” noemde: „Het zijn nu niet de joden, homo’s en zigeuners die menselijkheid wordt ontzegd, maar ongeboren kinderen.” Abortus is voor hem pure moord. Een storm van kritiek barstte boven hem los. De universiteit noemde desgevraagd „de grove vergelijkingen erg misplaatst en kwetsend.”

Toch hield Stolk zijn verhaal staande. „Ik ben tot mijn standpunt tegen abortus gekomen toen ik een twaalfwekenecho van ons eerste kindje zag”, vertelt hij. „Een mensje dat vrolijk heen en weer bewoog in de baarmoeder van mijn vrouw. Het was voor mij walgelijk om mij voor te stellen dat zo’n wezen vermoord zou worden. Ik heb mij nadien verdiept in abortus, en alle argumenten voor abortus schieten mijns inziens tekort.”

Komt er nog een vervolg op dit debat?

„Ik hoop het. Ik weet dat de vergelijking met de Holocaust heftig was, maar ik wilde duidelijk maken dat de uitvoerders van de Holocaust niet op een fundamenteel ander ethisch niveau staan dan wij. Deze praktijken zouden ook door ons verricht kunnen worden. De humanistische wereld is een feministische wereld waarin de zelfbeschikking van de vrouw een belangrijk punt is. Iedereen is voor abortus. Het argument dat de moeder kan beslissen over haar kind klopt niet, want de foetus is een onafhankelijk wezen dat geen deel uitmaakt van het ‘zelf’ van de vrouw waarover zij beschikking heeft. Ik vind het jammer dat er weinig inhoudelijk gereageerd is. Het humanisme gaat er prat op dat ze openstaat voor dialoog, maar die heeft helaas niet plaatsgevonden. Het is herhaalde malen zelfs expliciet gezegd dat men niet wilde reageren op mijn argumenten.”

Een christen die verbonden is aan een humanistische opleiding: heeft hij ook kansen om te spreken over het perspectief na de dood?

„Het is mijn werk als historicus om uit te leggen hoe anderen dachten over het hiernamaals, niet hoe ik er zelf over denk. Maar studenten stellen me tijdens college soms de vraag hoe ik er persoonlijk in sta. Tijdens een omslag in mijn leven die volstrekt van buiten kwam, is voor mij duidelijk geworden dat de dood niet het laatste woord heeft. Door het geloof in Christus is de sterfelijkheid ten diepste overwonnen en komt de mens tot zijn ware bestemming: een herenigde relatie met de levende God.”


Augustinus

Augustinus (354-430), een van de bekendste kerkvaders in het Westen, was bisschop van Hippo Regius in Noord-Afrika. Hij schreef tal van werken waarin hij de christelijke leer uiteenzette en verdedigde tegenover afwijkende groepen, zoals manicheërs, donatisten en pelagianen. Centraal in zijn denken stond het perspectief op het onsterfelijke gelukzalige leven na de dood. Zeer sterk leefde bij Augustinus het besef van de vergankelijkheid van het leven. De tijd van een mensenleven is „niets anders dan een snelle gang naar de dood.” De dood is de straf voor de zonde, waartegen Christus het medicijn is. Toch is Augustinus geen levenspessimist. Hij waardeert de goedheid van het aardse leven. Maar dat laatste verdwijnt in het niet vergeleken met het gelukzalige leven hierna en het genieten van God.


Albert Camus

Albert Camus (1913-1960), Frans denker en literator, staat vooral bekend als de filosoof van het absurde. Onder het absurde verstond hij het leven zonder een hogere zin, zonder God of een absoluut systeem van zingeving. Er is geen hoop op, geen troost van een hiernamaals: dit leven met de dood voor ogen is het enige leven dat we hebben. Als het leven geen zin heeft, zou zelfmoord de enige oplossing zijn. Voor Camus is zelfmoord dan ook de enige filosofische vraag. Maar Camus wijst deze optie af en wil vasthouden aan de confrontatie met de absurditeit van het leven. Het christendom is voor hem geen optie. Wie in een hiernamaals gelooft, verzaakt volgens hem de aarde. Beter is het de absurde wereld te aanvaarden, „te weigeren om te hopen en hardnekkig te getuigen van een leven zonder troost.”


Søren Kierkegaard

Søren Kierkegaard (1813-1855) is een van de voorlopers van de moderne existentiefilosofie. Het gaat Kierkegaard om de zin van het menselijk leven tegenover God, en dat betekent dat de mens met de dood in het reine moet komen. De ware ernst van het leven is om niet „abstract” over de dood na te denken. „Je in te denken dat je zelf dood bent, dat is ernst; getuigen te zijn van de dood van een ander is stemming.” Er is volgens Kierkegaard een onbetrouwbare mooiprater en een huichelachtige bedrieger, en hij heet uitstel. Wie de dood vooruitschuift of in ongeloof blijft volharden door Christus af te wijzen, lijdt aan innerlijke vertwijfeling, die uiteindelijk demonische trekken krijgt: men keert zich af van God en blijft verstrikt in zichzelf, eeuwig tot zichzelf veroordeeld.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer