Schotse calvinisten werden welvarend in Nieuw-Zeeland
Onder leiding van ds. Thomas Burns trekken Schotse calvinisten in 1848 naar Nieuw-Zeeland. Ze zijn er buitengewoon fortuinlijk. Wie nu hun First Church in Dunedin op het Zuidereiland ziet, weet het zeker: hier klotste het geld tegen de plinten.
Dunedin is met iets meer dan 100.000 inwoners de meest Schotse stad buiten Schotland. De naam Dunedin komt van Dun Eidann, Keltisch voor Edinburgh. Zelfs het stratenpatroon is een kopie van de Schotse hoofdstad, met dezelfde straatnamen. Stichters van de stad zijn William Cargill en Thomas Burns. Cargill, een veteraan uit de oorlog tegen Napoleon, is de seculiere leider. Burns neemt als predikant de geestelijke leiding.
Van Thomas Burns weten we uit archieven dat hij in april 1796 in het Schotse Ayrshire is gedoopt. Zijn vader heeft een goed inkomen als rentmeester, zodat de pientere Thomas theologie kan studeren. Zijn latere echtgenote Clementina Grant stamt uit een domineesfamilie en samen met haar betrekt hij een presbyteriaanse pastorie van de Church of Schotland. Bij een kerkscheuring in 1843 verlaten maar liefst 447 predikanten, onder wie ook Burns, deze staatskerk. Inzet van de strijd was het recht van de Schotse adel en de gegoede burgerij om zich rechtstreeks te bemoeien met het beroepingswerk. „De kroonrechten van Christus botsen met de dictatuur van de staat”, zo zeiden de bezwaarden. De ”Free Kirk”, de Free Church of Scotland, ontstaat, een bevindelijk kerkgenootschap met de Westminster Confessie als belijdenis.
Kerkelijke kolonisten
Niet alleen door kerkelijke perikelen, ook vanwege armoede en onteigeningen willen veel Schotten emigreren. Thomas Burns raakt betrokken bij plannen om in de Britse kolonie Nieuw-Zeeland een ”Nieuw Edinburgh” te stichten. Mogelijk is hij geïnspireerd door de Nederlandse predikant Albertus van Raalte, die het jaar daarvoor met zijn volgelingen richting Amerika vertrok.
Burns werkt zijn plannen uit samen met William Cargill, een oud-militair en wijnhandelaar. Op 24 november 1847 zeilt Cargill met zijn schip John Wickliffe –genoemd naar een Engelse kerkhervormer uit de veertiende eeuw– naar Nieuw-Zeeland. Drie dagen later vertrekken Burns, zijn vrouw en zes kinderen. In totaal telt de expeditie 336 kolonisten. Burns doet er met zijn zeilschip Philip Laing vier maanden over voor hij in maart 1848 arriveert in Otago, de zuidelijke provincie op het Zuidereiland. Cargill doet er drie weken langer over. Na aankomst stichten ze de stad Dunedin en bouwen er meteen een eerste kerk.
Boerderij
Burns heeft goede papieren om te slagen als kolonist. Hij is een gelovig en strikt man en door zijn jeugd op het platteland ook praktisch. Om in zijn onderhoud te voorzien begint hij een boerderij. Daarna sticht hij gemeenten en richt zelfs een synode op voor het Zuidereiland. De Schot is groot voorstander van goed onderwijs en staat later aan de wieg van de universiteit van Otago.
De kolonisten zijn fortuinlijk met het fokken van schapen en de productie van wol. Daarnaast krioelt de zee bij Dunedin van walvissen en zeehonden, goed voor de winstgevende productie van walvistraan en zeehondenbont. Het succes van Dunedin trekt duizenden nieuwe Schotse calvinisten. Rond 1861 wordt er goud ontdekt en de mannen van Burns trekken door goudkoorts gedreven naar de landinwaarts gelegen rivierbeddingen. Daar ligt het edelmetaal haast voor het oprapen. Vanuit Australië, Europa en zelfs China komen hele volksstammen naar Dunedin om een graantje mee te pikken, een ware goldrush. Richard Burns doet een beroep op zijn Schotse geloofsgenoten om meer predikanten te sturen. Het chronische predikantentekort mondt uit in de oprichting van een theologische school in 1880. Dunedin is dan het grootste stedelijke gebied van heel Nieuw-Zeeland.
Kathedraal
Nog steeds beieren elke zondag de klokken van de First Church of Otago: de eerste presbyteriaanse kerk van de Schotse calvinisten in de zuidelijke provincie Otago. Het geweldige bouwwerk werd voltooid in 1873, toen de Schotse christenen hun zakken vol goud hadden. Het gebouw heeft daarom meer weg van een uitbundige rooms-katholieke kathedraal dan van een sobere protestantse kerk. In de hal siert een fraai gebeeldhouwde gedenksteen ter nagedachtenis aan ds. Thomas Burns de wand.
Indrukwekkend
Voor wie eenmaal binnen is ontvouwt zich een indrukwekkend interieur. Prachtig gebrandschilderde ramen, fraaie houten lambriseringen, een uitbundige plafondconstructie, er staan boeketten en er hangen vlaggen. Opvallend is een imposant orgelfront in twee delen, met tussenin de prominente preekstoelpartij. Een royaal raamrozet boven de preekstoel laat zacht licht door. Gasten worden niet alleen bij de ingang welkom geheten, maar ook door kerkgangers die al in de banken plaats hebben genomen. Dat zijn er niet meer zo veel als vroeger, want ontvolking en vergrijzing hebben ook in deze binnenstad zichtbaar toegeslagen.
De liturgie is vergelijkbaar met die van een gemiddelde Nederlandse protestantse dienst. De liederen zijn met zorg gekozen, de gemeente zingt prachtig, tezamen met het orgel klinkt het overweldigend.
De enige twee kinderen bij het vertelmoment kruipen bijna op schoot bij ds. Edward Masters maar blijken dan ook van hemzelf te zijn. Ds. Masters preekt over Mattheüs 5:13-20: „Gij zijt het zout der aarde. Zout geeft smaak en conserveert. Maar zout kan ook zijn smaak en kracht verliezen.” Masters vervolgt: „Mozes’ gezicht was verlicht toen hij van de berg kwam. Hoe is ons gezicht als christen?” En om het eigentijdser te zeggen: „Wie bij een kampvuur zit ruikt later naar rook. Zo moet het ook aan ons merkbaar zijn als we onder het Evangelie zijn geweest.” De preek was lang maar bleef boeiend, al was luisteren lastig vanwege het Nieuw-Zeelandse accent van het Engels.
Aan het eind van de dienst, voor de zegen, wensen de kerkgangers elkaar „de vrede van Christus” toe.
Academisch
Na afloop van de dienst is er koffie in een bijgebouw op het grote kerkterrein. Vriendelijke kerkgangers vertellen trots over hun stad en diens Schotse roots. Als presbyterianen staan ze nog helemaal in de traditie van Burns en hechten aan goed onderwijs. „Je telt als man bijna niet mee als je niet academisch bent opgeleid”, zegt iemand. Een ander: „Wij presbyterianen steken nog steeds graag onze handen uit de mouwen als het gaat om praktisch diaconaal bezig zijn. Veel meer dan de anglicanen hier in de stad.”
De volgende dag is het museum achter de kerk open, gerund door vrijwilligers van ver boven de tachtig. Bezoekers krijgen er een beeld van de historie van kerkhervormers als John Knox, de Reformatie, de latere kerkstrijd in de Church of Scotland en de emigratie naar Dunedin. Dat alles onder het toeziend oog van een wassen beeld van de grondlegger van de First Church of Otago: Thomas Burns.
Stad met tien presbyteriaanse gemeenten
Ds. Edward Masters studeerde aan de door Thomas Burns gestichte University of Otago. Zijn afstudeerscriptie ”De exegese bij Calvijn” verraadt zijn reformatorische ligging. „In Nieuw-Zeeland zijn de Free Church of Schotland en de Church of Schotland in 1901 samengegaan onder de naam Presbyterian Church of New Zealand. We staan nog steeds in de calvinistische traditie.” In grootte is dit na de Anglicaanse Kerk en de Rooms-Katholieke Kerk het derde kerkgenootschap. „Alleen al in de stad Dunedin zijn tien presbyteriaanse gemeenten”, zegt Masters. Hij is zelf verbonden aan de historische First Church of Otago. „Wij hebben naast de Engelstalige dienst om tien uur ook een dienst om twaalf uur in de taal van de Cookeilanden en om twee uur in de taal van Samoa. In de tweede helft van de vorige eeuw kwamen er veel immigranten van deze eilanden naar Dunedin. Hun taal lijkt op die van de Maori, de oorspronkelijke bevolking van ons land.” Tijdens de coronacrisis waren er tot 31 mei geen diensten in Nieuw-Zeelandse kerken. „Toen schakelden we over op de moderne media als podcasts en YouTube. Gelukkig zijn de maatregelen intussen weer versoepeld en hebben we weer gewone diensten.”