Mijn instrument: Kees Alers schildert kleuren met zijn dwarsfluit
De dwarsfluit valt op door zijn kleppensysteem. Het instrument wordt veel gekozen door beginners, zoals de vriendinnen Lisa en Saniene uit Doornspijk. Maar vergis je niet, zegt dwarsfluitist Kees Alers: „Geluid maken is nog niet hetzelfde als een mooie klank.”
„Nee, zei de blokfluitleraar tegen mijn moeder, Kees moet niet verder in de muziek. Stuur hem maar naar de scouting of de timmerclub. Een beetje gelijk had hij wel, want van blokfluit spelen bakte ik weinig. Toch mocht ik dwarsfluitles proberen. Ik was de enige jongen in de groep. Maar wat bleek: opeens was er iets waar ik goed in was. Per dag ging ik urenlang studeren, en uiteindelijk werd het mijn vak.
De keuze voor de dwarsfluit was eigenlijk een gelukstreffer. Als negenjarige jongen viel ik vooral voor het uiterlijk: ik vond die metalen, glimmende, glanzende buis met kleppen gewoon erg stoer.
Liefde voor de klank kwam pas later. Wat me heel erg aanspreekt bij de dwarsfluit is de rijke klank. Een cello is heel mooi, maar klinkt altijd donkerbruin of bordeauxrood. Een accordeon klinkt altijd naar een melancholische zomeravond in Italië, het pizzagevoel. Maar met de dwarsfluit kun je alle kleuren van de regenboog schilderen.
Geluid maken op een dwarsfluit is niet zo moeilijk. Daarom kiezen ook zo veel kinderen voor het instrument: je hebt al snel resultaat. Maar dat is nog iets anders dan een mooie klank maken.
Van oorsprong was het een houten blaasinstrument. Theobald Böhm kwam in de 19e eeuw met een metalen fluit. Hij ontwikkelde ook het kleppensysteem. Maar het klankideaal is nog steeds dat van hout: warmte. Dus niet dat schelle, felle geluid dat je vaak hoort.
In een blokfluit zit een labium, dat de lucht voor je splitst. Dat heeft een dwarsfluit niet: daar moet je zelf de lucht splitsen. Eigenlijk is het dezelfde techniek als blazen op een leeg bierflesje. Het is de kunst om te zorgen dat je zo min mogelijk ruis hoort.
Het instrument heeft weinig onderhoud nodig. Af en toe moeten de polsters onder de kleppen vervangen worden. Die plaatjes zorgen ervoor dat de klep goed afsluit; als de klep lucht lekt, hoor je dat direct. Tijdens het spelen komt er condens in de fluit, dus na gebruik moet je die altijd even droogmaken.
Een goede studiefluit vind je al voor zo’n 600 euro. Goedkoper zijn ze er wel, maar dan lever je te veel in op kwaliteit. Mijn eigen zilveren dwarsfluit is rond de 20.000 euro waard, mijn gouden –waar ik het meest op speel– ergens rond de 50.000. Mijn houten fluit is origineel en een echt verzamelobject.
Het mooie aan de dwarsfluit is dat het instrument in bijna alle samenstellingen te gebruiken is. Solo klinkt het goed, in een kamermuzieksetting, maar ook in symfonieorkesten is de fluit heel functioneel.
Je merkt direct of een componist iets wist van fluitspelen. Bach had er bijvoorbeeld weinig kaas van gegeten. Als je zijn Badinerie speelt, is er nauwelijks een natuurlijk moment om adem te halen. Alsof hij zegt: Dat lossen jullie zelf maar op. Heel anders is dat bijvoorbeeld met componisten als Michel Blavet of Johann Joachim Quantz, die beiden fluit speelden. Zij begrepen het, hun muziek is afgestemd op de ademhaling.
Mensen die weinig weten van de dwarsfluit kan ik aanraden eens te luisteren naar de Sicilienne van Gabriel Fauré in de bewerking voor piano en dwarsfluit. Die twee instrumenten kleuren heel mooi samen in deze impressionistische muziek.”
Samen op les
Les hebben ze altijd samen. De twee vriendinnen Saniene van het Goor (11) en Lisa Polinder (12) wonen in Doornspijk, maar rijden regelmatig naar het nabijgelegen Nunspeet. Daar leert Johanneke Wilbrink hun hoe ze dwarsfluit moeten spelen. Eerst krijgt Lisa een halfuur les, dan Saniene. Soms spelen de dames met z’n drieën. Ze studeren uit de methode voor fluit ”A Tune a Day”.
De keuze voor de dwarsfluit viel een paar jaar terug. Lisa was 9 jaar oud toen ze op les ging. „Mijn moeder speelt dwarsfluit en het leek me leuk om dat ook te kunnen. Op het eerste gehoor is de dwarsfluit een beetje een apart instrument en kan wat raar klinken; het is heel anders dan een blokfluit. Maar ik vond het een leuk instrument.”
Ook Saniene gaat op negenjarige leeftijd op dwarsfluitles. Dát ze graag een instrument wilde bespelen, wist ze al een tijdje, maar wélk instrument nog niet. „Ik houd erg van muziek en vind heel veel instrumenten mooi. Maar toen ik Johanneke Wilbrink een keer dwarsfluit hoorde spelen, heb ik direct de knoop doorgehakt. Ik dacht: Dat doe ik.”
Bijzonder is dat ze beiden een instrument bespelen dat uit de familie komt. Saniene kreeg voor haar verjaardag een fluit die van haar tante geweest is en Lisa bespeelt een instrument dat eerder van haar moeder was. Beide dwarsfluiten zijn minstens twintig jaar oud.
Het is nog niet zo makkelijk om mooi dwarsfluit te spelen, vinden beide dames. Vooral het spelen van de hoogste noten en het goed ademhalen, zegt Lisa. „Als je gewoon ademhaalt wanneer je wilt, klinkt de muziek niet meer.” Saniene: „Het is een hele uitdaging. En als Johanneke merkt dat we het lastig vinden, zet ze puntjes in de muziek waar we moeten ademhalen. Eerst vond ik het ook lastig dat je als je speelt niet goed kunt zien welke grepen je met je vingers pakt. Maar daar wen je wel aan.”
Als repertoire kiezen ze het liefst voor geestelijke liederen. „Opa en oma hebben een orgel, meestal speel ik wel even als ik daar ben”, zegt Lisa. Saniene: „Ik speel altijd op zondag bij het orgel. Psalmen en liederen, die zijn het mooist om te spelen.”
serie Mijn instrument
In deze serie komen muziekinstrumenten voor het voetlicht. In elke aflevering vertellen een beroepsmusicus en een beginnende bespeler over hun liefde voor het instrument. Over vijf weken deel 2: het orgel.