Opinie

Discriminatie is geen neutraal begrip

Discriminatie is geen neutraal juridisch begrip maar veronderstelt in tal van gevallen een levensbeschouwelijke keuze. Een beschuldiging van discriminatie moeten we daarom niet zomaar accepteren.

Dr. C. S. L. Janse
13 November 2020 09:53Gewijzigd op 16 November 2020 20:58
„Discriminatie heeft heel duidelijk een negatieve klank en geldt als moreel verwerpelijk.” Foto: demonstratie in Deventer. beeld ANP, Robin van Lonkhuijsen
„Discriminatie heeft heel duidelijk een negatieve klank en geldt als moreel verwerpelijk.” Foto: demonstratie in Deventer. beeld ANP, Robin van Lonkhuijsen

In de discussie over de identiteitsverklaring van het reformatorisch onderwijs klonk deze week herhaaldelijk het woord discriminatie. Een woord dat heel duidelijk een negatieve klank heeft. Discriminatie geldt als moreel verwerpelijk. Leerlingen van reformatorische scholen kregen van reporters de microfoon onder de neus met de vraag of hun school zich niet schuldig maakt aan discriminatie.

Wat is strikt genomen discriminatie? Je kunt dat het beste omschrijven als het ongelijk behandelen van wezenlijk gelijke gevallen. Evenzo zou je ook een gelijke behandeling van wezenlijk ongelijke gevallen als discriminatie kunnen betitelen.

Niet alle gevallen van ongelijke behandeling zijn dus een vorm van discriminatie. De sleutel voor de invulling van het discriminatiebegrip is gelegen in het begrip ”wezenlijk gelijke gevallen”. Nu zijn in de sociale werkelijkheid twee gevallen zelden volstrekt identiek. De beslissende vraag is dan wanneer de verschillen groot genoeg of beter gezegd relevant genoeg zijn om een ongelijke behandeling te rechtvaardigen.

In de huidige cultuur geldt dat homoseksualiteit door velen (om niet te zeggen zeer velen) als volstrekt normaal en aanvaardbaar wordt gezien. Zo langzamerhand geldt dat ook van transgenders en wat je verder nog maar op dat terrein mag hebben. Alleen op pedofilie rust een taboe. Sterker zelfs dan een halve eeuw geleden.

Het huwelijk is opengesteld voor mensen van hetzelfde geslacht. Dat geldt als een moderne verworvenheid. Bovendien zijn niet-huwelijkse relaties moreel en veelal ook juridisch gelijkgesteld aan het huwelijk. Het huwelijk heeft zijn klassieke betekenis als het enige acceptabele kader voor seksuele relaties en ook zijn karakter van een levenslange verbintenis allang verloren.

Tegen die achtergrond is het begrijpelijk dat mensen regels en verklaringen die homoseksualiteit afwijzen en het klassieke huwelijk als norm hanteren als discriminerend ervaren. Meningen en gedragingen die tegenwoordig als heel normaal en legitiem worden gezien, worden daarmee immers gediskwalificeerd.

Inmiddels zijn dergelijke vormen van discriminatie veelal verboden. Niet voor niets begint onze Grondwet met het antidiscriminatie-artikel. Het is zelfs de bedoeling dat seksuele gerichtheid daarin uitdrukkelijk genoemd gaat worden als verboden discriminatiegrond.

Niet hetzelfde

Tegelijk geldt natuurlijk voor mensen die aan de Bijbel vasthouden dat ongelijke behandeling van wat wezenlijk verschillend is niet beschouwd kan worden als discriminatie, zeker niet in morele zin. Een normaal huwelijk is bepaald niet hetzelfde als een homoseksuele relatie. Dus wie daarin principieel onderscheid maakt, discrimineert niet, maar geeft er blijk van dat hij zich wil houden aan de Bijbelse kaders. Wat in Gods ogen een gruwel is, kunnen wij niet gelijkstellen aan een door God gegeven inzetting.

Dat daar door velen in de maatschappij en ook in de kerk nu anders over geoordeeld wordt, verandert in wezen niets aan de zaak. De morele beschuldiging van discriminatie moeten we ons niet laten aanleunen.

Dat de Nederlandse wet in sommige gevallen verplicht tot gelijke behandeling van in ethisch opzicht zeer ongelijke gevallen is erg. In feite is daarbij het verschil tussen goed en kwaad weggenomen. Dat is heel ingrijpend.

Gelukkig biedt het grondwetsartikel over de vrijheid van onderwijs in de huidige discussie nog enig tegenwicht. Dat houdt immers in dat het in juridisch opzicht legitiem is wanneer scholen op grond van godsdienstige of levensbeschouwelijke opvattingen onderscheid maken. Ook als de unieke positie van het huwelijk en daarmee de afwijzing van homoseksuele relaties een onderdeel van die geloofsovertuiging zijn. Dat dit schuurt met artikel 1 van de Grondwet zal duidelijk zijn. Vandaar dat steeds meer partijen daarvanaf willen.

De positie van minister Slob is zeker niet te benijden. Maar dat kon hij weten toen hij in dit kabinet stapte. Daarbij komt dat in zijn eigen partij (en in zijn vrijgemaakte kerk) de opvattingen over homoseksualiteit duidelijk aan het schuiven zijn.

Werden zo’n vijftien jaar terug binnen de ChristenUnie homoseksuele relaties afgewezen, inmiddels veroorzaakt het weinig ophef meer als een van de CU-bewindslieden, staatssecretaris Blokhuis, zich uitspreekt voor het homohuwelijk. Dat alles werkt door in de opstelling van de minister.

De auteur is oud-hoofdredacteur van het Reformatorisch Dagblad.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer