Nederland handhaaft positie
Nederland heeft zijn internationale concurrentiepositie het afgelopen jaar op peil weten te houden. Op twee ranglijsten van het World Economic Forum (WEF) handhaafde ons land zich op zijn positie. De Scandinavische landen en de Verenigde Staten bleven in de top. De belangrijkste stijgers zijn Groot-Brittannië, Noorwegen, Japan, Chili, Canada en Estland.
Het WEF ondervroeg 8700 topmensen uit het bedrijfsleven in 104 landen. Dat leverde een ranglijst op basis van een Growth Competitiveness Index (GCI). Die index bestaat uit drie componenten: macro-economisch klimaat, kwaliteit van de overheidsinstellingen en technologische vernieuwing. De drie hoogste plaatsen bleven bezet door achtereenvolgens Finland, de VS en Zweden. Groot-Brittannië kwam naast Nederland te staan op de posities 11 en 12.
Een aanvullende Business Competitiveness Index kijkt vooral naar micro-economische factoren die bedrijven in staat stellen welvaart te scheppen. Hier wordt de ranglijst aangevoerd door de VS, Finland en Duitsland en staat Nederland onveranderd op plaats negen.
De Scandinavische landen hebben hun hoge GCI-klasseringen onder meer te danken aan „uitmuntend macro-economisch beleid.” Ze hebben stuk voor stuk een overschot op de begroting. Er is groot respect voor contracten en wetgeving, en er bestaat nauwelijks corruptie. Verder loopt de particuliere sector voorop bij technologische innovatie.
Dat Nederland duidelijk slechter scoort, ligt vooral aan klachten over het rigide arbeidsmarktbeleid, ondoelmatige bureaucratie en de belastingtarieven. Als wat minder problematische zaken noemden de respondenten de infrastructuur, belastingregels en onvoldoende scholing van de beroepsbevolking.
Wat betreft technologie bezet Nederland de zestiende plaats. De eerste drie zijn hier de VS, Taiwan en Finland. Op het gebied van het macro-economische klimaat voor het bedrijfsleven zijn de eerste drie plaatsen voor Singapore, Noorwegen en Finland en is Nederland zevende. Bij de kwaliteit van de overheidsinstellingen is Nederland dertiende en bestaat de topdrie uit Denemarken, IJsland en Finland.
Van de tien landen die 1 mei lid werden van de Europese Unie heeft Estland met een twintigste plaats verreweg de beste score. Het laat ook een flink aantal ’oude’ EU-landen achter zich. Treurig is de positie van Italië. Het zakte van de 41e naar de 47e plaats. In Italië was op alle punten sprake van verslechtering, het meest bij de kwaliteit van de overheidsinstellingen.
Een plaats hoger staat China. Het kan bogen op een stabiel macro-economisch klimaat, maar kampt met zwakke instituties, onder meer in het bankwezen, omvangrijke bureaucratie en gebrekkige boekhoudnormen.
In Latijns-Amerika was over vrijwel de hele linie sprake van verslechtering. Chili was de belangrijkste uitzondering. Het klom van de 28e naar de 22e plaats. Pas op positie 48 komt Mexico als volgende land in de regio. De grootste problemen voor Latijns-Amerika zijn politieke instabiliteit, bureaucratie en corruptie.