Inspectie: opkomst antiracismedemonstraties moeilijk te schatten
Bij antiracismedemonstraties in Amsterdam, Den Haag en Rotterdam in juni was het voor de politie complex om de opkomst goed te voorspellen. De sfeer tijdens de demonstraties is door elke eenheid wel goed ingeschat. Dit concludeert de Inspectie Justitie en Veiligheid in het onderzoek Demonstraties in coronatijd.
De Inspectie deed onderzoek naar de voorbereidingen van de politie op de antiracismedemonstraties in de grote steden. Aanleiding was de demonstratie op 1 juni in Amsterdam, waar circa 14.000 demonstranten samenkwamen op de Dam. Betogers stonden op een kluitje en konden geen 1,5 meter afstand van elkaar houden, wat burgemeester Femke Halsema op veel kritiek kwam te staan.
De politie had de opkomst in Amsterdam en Rotterdam niet goed ingeschat. „Kort voor en ook tijdens de Amsterdamse demonstratie riepen influencers mensen nog op om naar de Dam te komen. Deze gebeurtenissen droegen eraan bij dat het aantal demonstranten groter was dan vooraf kon worden voorzien”, schrijven de onderzoekers. „Soortgelijke demonstraties in Berlijn (opkomst 1500) en Londen (paar honderd) trokken minder mensen.”
De Inspectie zegt dat de gekozen locatie van invloed is op een ordentelijk verloop van een demonstratie. De keuze voor het Malieveld in Den Haag pakte een dag later goed uit, daar konden de 2500 aanwezige demonstranten voldoende afstand van elkaar houden. In Rotterdam, waar 4000 tot 5000 demonstranten op 3 juni bijeen kwamen bij de Erasmusbrug, werd het net als in Amsterdam te druk. De politie had in Rotterdam op een paar honderd tot 4000 mensen gerekend.
Burgemeester Halsema heeft zelf ook een onderzoek naar de demonstratie op de Dam laten uitvoeren, dat vorige maand werd afgerond. Uit dit onderzoek bleekt dat de besluitvorming slordig was. De Amsterdamse driehoek van burgemeester, politie en Openbaar Ministerie heeft niet als een overlegorgaan gefunctioneerd, luidde het oordeel.