Hoe vijf Nederlanders tweede golf beleven
Nederland worstelt in deze donkere maanden met de tweede coronagolf. Een verpleegkundige, burgemeester, restauranthouder, jongerenwerker en leerkracht doen verslag van hun ervaringen.
„Druk op ons ziekenhuis is groot”
Liesbeth ten Hove-van Vliet uit Tholen, parttime verpleegkundige in het Bravis ziekenhuis (Bergen op Zoom en Roosendaal):
„De druk op ons ziekenhuis is groot. Maandagavond nog werden twaalf nieuwe coronapatiënten op de afdelingen opgenomen. Groot probleem is dat zo’n 250 medewerkers ziek thuis zitten. Onder meer op de longafdeling is het verzuim hoog.
Sinds het begin van de coronapandemie ben ik veel extra ingezet. Normaal gesproken werk ik twee dagen per week, afgelopen maanden vaak vier dagen per week.
Zorg aan Covidpatiënten is intensief. Ik moet patiënten goed in de gaten houden. Hun toestand kan in korte tijd verslechteren. Ik moet bijvoorbeeld de bloeddruk en het zuurstofgehalte in het bloed nauwgezet volgen.
Het coronavirus kan mensen heel ziek maken. Mensen die normaal gesproken erg actief zijn, raken door corona totaal uitgeput. Na een paar stappen zijn ze al benauwd.
Ik heb het idee dat we mensen nu dankzij de nieuwste inzichten iets beter kunnen behandelen dan in het voorjaar. Mensen herstellen wat sneller en belanden minder gauw op de intensive care. Doordat we bijvoorbeeld effectiever virusremmers toedienen.
Of het applaus van het voorjaar voor zorgmedewerkers nu soms plaats maakt voor agressie? Helaas maakten een collega en ik onlangs iets heftigs mee.
Familieleden van een ernstig zieke coronapatiënt bejegenden ons op agressieve wijze. Ook nadat die patiënt was overleden, kregen we allerlei verwensingen naar ons hoofd geslingerd. Alsof wij verantwoordelijk waren voor de dood van de patiënt. De politie moest ingeschakeld worden.
Die boosheid bij de familieleden was vermoedelijk een uiting van onmacht, maar de gebeurtenis hakte er bij mij wel stevig in.
We zijn goed opgevangen door de leidinggevenden. Die nazorg is erg fijn. Maar gelukkig zijn patiënten vaak ook dankbaar richting ons, hoor.”
„Jongeren zitten in een verloren jaar”
Bart van ’t Ende, kerkelijk jongerenwerker in de hervormde gemeente van Genemuiden:
„In het voorjaar en ook nu weer treft de coronapandemie Genemuiden. Ik merk tijdens mijn catechisaties dat het virus weer rondwaart. Zo meldde een catechisant zich af, omdat hij vanwege ziekte van zijn moeder moest thuisblijven.
In mijn omgeving merk ik dat kinderen van 12, 13 jaar de coronamaatregelen best wel naleven. Denk aan handen wassen of het dragen van mondkapjes. Ze zijn dat op school ook gewend. Oudere tieners hebben meer moeite met allerlei coronamavoorschriften. Al proef ik niet zozeer verzet tegen de coronamaatregelen, maar meer gelatenheid.
De jeugd vindt het natuurlijk jammer dat spontane ontmoetingen niet doorgaan. Ze snappen best dat ze wat afstand moeten houden van opa en oma, maar hebben het daar vaak wel moeilijk mee. Pas ging de jaarlijkse Biestemerk (beestenmarkt) niet door. Daar balen veel Genemuider jongeren van. Net zoals ze ervan balen dat de horeca op slot zit.
Ik denk dat jongeren door de pandemie in een soort verloren jaar zitten. Iemand van bijvoorbeeld dertien jaar zal dat zelf niet gauw zo verwoorden, van bijvoorbeeld studenten ouder dan 18 jaar hoor ik dat soort opmerkingen wel degelijk. Zij hadden bijvoorbeeld op stage in het buitenland gewild, maar dat gaat niet door. Studies lopen vertraging op.
De periode van je tienerjaren is vaak ook de tijd om grenzen op te zoeken, je af te zetten tegen je ouders, verkering te krijgen of die uit te maken. Voor al dat soort zaken is nu vaak veel minder ruimte. Dat is best ingrijpend. Ik proef een zekere neerslachtigheid bij tal van jongeren. In de zomer kregen ze weer meer vrijheid en konden ze op vakantie. Ze gingen het water op. Nu worden allerlei vrijheden weer ingeperkt. Als je zestien jaar wordt, is het leuk dat er wat auto’s bij je thuis voorbijrijden. Zodat je verjaardag toch nog een beetje wordt gevierd. Maar je wilt natuurlijk gewoon lekker met je vrienden in bijvoorbeeld een garage bij elkaar zitten.”
„Zo’n lief meisje is lichtpunt in duisternis”
Gerard Visser, runt samen met zijn vrouw Klara visrestaurant Hameeteman in Ouddorp:
„Vanaf mijn vijftiende werk in in de horeca. Meer dan veertig jaar sta ik in de keuken van ons visrestaurant. We serveren onder meer Noordzeevis, zoals tong, kabeljouw, tarbot, griet en zeebaars. Tal van vaste gasten, ook uit de regio Rotterdam, weten ons te vinden.
Door de coronacrisis moesten we in het voorjaar 2,5 maanden de deuren sluiten. Dat gaat je niet in je koude kleren zitten. We krijgen weliswaar financiële steun van de overheid, maar moesten toch ons spaargeld aanspreken.
Toen we tijdens de lockdown in het voorjaar gesloten waren, hebben we in de zaak allerlei werkzaamheden uitgevoerd. Denk aan verven en schoonmaken. Ook thuis hebben we geklust. Met verveling viel het wel mee. Mijn vrouw en ik hebben flink gewandeld. Dan kun je je gedachten verzetten en probeer je vervelende ervaringen een plek te geven. Voorafgaand aan de coronacrisis hadden we al een zwaar jaar achter de rug. Zeven familieleden overleden. Dat is nogal wat.
Gelukkig hebben we een goede zomer gehad. Toen we in juni weer open mochten, zat het hier van dinsdag tot zaterdag elke dag vol. Dertig mensen binnen, 24 gasten op het terras. Doordat veel Nederlanders niet naar buitenland op vakantie gingen, was het erg druk in Ouddorp.
Dat we ons aan de coronaregels moeten houden, valt niet altijd mee. Maar het is niet anders. We maakten looproutes en gasten moesten hun handen desinfecteren. We reinigden stoelen schoon en zetten die op 1,5 meter afstand van elkaar. Mijn vrouw liep haast de hele dag met zo’n anderhalvemeterstok rond.
Dat we vanwege de tweede golf sinds enkele weken weer dicht moeten, is best ingrijpend. Al heb ik wel begrip voor de overheidsmaatregelen. Ook ik loop risico om besmet te raken. Dat houdt me best bezig. Mijn vrouw en ik zitten veel thuis. ’s Maandags passen we op onze kleindochter van zes maanden. Een dag bij zo’n lief meisje is een lichtpunt in de duisternis.”
„Voor kleuters konden we geen juf vinden”
Erica van Elsäcker, juf in groep 4/5 van de reformatorische Petrus Datheenschool in Rotterdam:
„We maken op school een onzekere tijd door. Afgelopen week hoorde ik mijn directeur zeggen: „Elke keer als de telefoon gaat, denk ik: het zal toch niet een collega zijn die zich ziek meldt?” Vlak voor de herfstvakantie zijn twee kleuterjuffen positief getest. Gelukkig verliep hun ziekte redelijk mild, al kampen ze nog met vermoeidheid. Voor de kleutergroep konden we geen vervangende juf vinden, dus de kinderen hebben een week thuis gezeten. Van mijn eigen groep hebben tot nu twee kinderen in quarantaine gezeten, omdat hun ouders positief waren getest. Zelf stond ik afgelopen week twee dagen extra per week voor de klas, omdat een collega in quarantaine moest.
Anders dan tijdens de eerste coronagolf kan de school open blijven. Dat vind ik heel fijn. Online lesgeven, zoals in het voorjaar, kan niet in de schaduw staan van onderwijs in de klas. Het verschil is echt levensgroot. In een gewone les op school kun je kinderen in de ogen kijken en spelenderwijs sociale vaardigheden bijbrengen. Je kunt leerlingen allemaal dezelfde instructie meegeven. Als je online les geeft, ben je veel meer afhankelijk van wat de ouders thuis doorgeven aan de kinderen.
De lockdown in het voorjaar leidde tot veel saamhorigheid binnen ons team. We sloegen de handen ineen, figuurlijk dan. Van groot belang vonden we dat we Bijbelverhalen konden blijven doorgeven. Die spraken we bij toerbeurt in. We zochten er bijpassende plaatjes en psalmen bij en zetten die verhalen op YouTube. Ouders kwamen met mooie, positieve reacties. We hebben tijdens de lockdown geprobeerd om van het online lesgeven iets leuks te maken. Zo organiseerden we wedstrijden. Kinderen uit groep 7 en 8 moesten bijvoorbeeld binnen een minuut een zo hoog mogelijke toren bouwen. Of twee kinderen moesten een schaal snoepjes tussen hen in zetten en kregen een lepel in hun mond. En dan kijken wie de meeste snoepjes in zijn eigen bakje kon krijgen.”
„Ik heb mijn ouders al halfjaar niet geknuffeld”
Burgemeester Wilmien Haverkamp-Wenker van Tubbergen, een van de zwaarst door corona getroffen gemeenten van Nederland:
„Thuis letten we scherp op naleving van de regels. Ik heb mijn ouders, allebei bijna tachtig, al een halfjaar niet geknuffeld of gezoend. Onlangs fietsten we naar hen toe, een rit van 30 kilometer. Eenmaal daar wilde m’n moeder ons omarmen. „Nee, mam, dat mag niet”, zei ik. Super vervelend. Maar ik ben zo bang om mijn ouders te besmetten. Om die kans zo klein mogelijk te houden, nuttigden we onze meegebrachte broodjes en koffie bij hen in de tuin.
Ik ben bijna continu thuis aan het werk, net als de andere leden van het college van burgemeester en wethouders. Ik vind het best pittig om dagelijks vaak meer dan tien overleggen via videobelprogramma’s te moeten voeren. Om in beweging te blijven, ga ik wandelen. Rust is belangrijk, daarom lig ik meestal voor een uur of tien in bed.
Directe contacten met burgers, bijvoorbeeld tijdens werkbezoeken of op evenementen, mis ik erg. Ik solliciteerde 3,5 jaar geleden juist naar Tubbergen omdat hier in het oosten noaberschap belangrijk is. Elkaar ontmoeten, elkaar helpen.
Dat tijdens de tweede golf Tubbergen naar verhouding zo veel besmettingen telt, zou te maken kunnen hebben met dat omzien naaar elkaar. Veel mensen ontmoeten elkaar op sportclubs of carnavalsverenigingen. Zorgen maak ik me over jongeren die bijvoorbeeld na het sporten bij elkaar gaan zitten en niet de 1,5 meter afstand bewaren. Ik heb de jeugd onlangs via WhatsApp gewaarschuwd. Blijf thuis, kom niet bij elkaar in keten. Ik hoor dat de jongeren zich nu goed aan de maatregelen houden. Tuurlijk is deze tijd pittig, maar iedereen snapt dat we rekening moeten houden met de kwetsbaren.
De veiligheidsregio Twente voorspelde een stille decembermaand. Voor onze streek speelt vooral het carbidschieten, dat is cultuurhistorie. Als een verbod op carbidschieten zou komen, raakt dat mensen stevig.”
serie Ervaringen in coronacrisis
Dit is het eerste deel van een logboek waarin vijf panelleden wekelijks over hun ervaringen tijdens de tweede coronagolf vertellen. Volgende week woensdag deel 2.