In coronatijd mag Tweede Kamer best even denktank zijn
Eind maart boekte het onafhankelijke Kamerlid Van Kooten-Arissen tijdens een van de coronadebatten een markant succes. Zij kreeg de hele Kamer achter zich toen zij voorstelde een zorgbonus van 1000 euro per medewerker uit te keren aan de zorgverleners die bij het bestrijden van het coronavirus vooraan hadden gestaan. Ook het kabinet reageerde positief.
Inmiddels bezorgt Van Kootens initiatief veel zorgwerkers het nodige chagrijn. Deels komt dat omdat datzelfde kabinet om onbegrijpelijke redenen heeft beslist dat sommige beroepsgroepen, zoals de biomedische laboratoriummedewerkers, niet voor de gratificatie in aanmerking komen. Dat getuigt van een slordige onachtzaamheid en te hopen is dat de petitie die de beroepsvereniging van de labwerkers inmiddels is begonnen zorgminister Van Ark alsnog vermurwt.
Pijnlijk genoeg verkeert ook een groep zzp’ers die dit voorjaar een deel van de extra hulpvragen in de ziekenhuizen en verpleegzorginstellingen voor hun rekening namen nog in onzekerheid. Wie als opdrachtgever een bonus aanvraagt voor zelfstandigen moet extra veel moeite doen om te controleren of zij voldoen aan de gestelde voorwaarden, en niet duidelijk is of elke werkgever dat wil.
Een deel van de Tweede Kamer, de oppositie voorop, zit nu op het vinkentouw. Klaar om Van Ark om tekst en uitleg te vragen bij elk nieuw signaal dat nog niet voor iedereen die dat verdient een bonusaanvraag loopt. Dat is begrijpelijk en terecht, toch past hier ook een kanttekening. Zo is er bij het ministerie inmiddels voor bijna 789.000 zorgwerkers een bonus aangevraagd. Daarmee is een bedrag gemoeid van 1,48 miljard euro; meer dan de 1,44 miljard die Van Ark had gereserveerd. Dat signaal over de toegankelijkheid en het bereik van de subsidieregeling is dus hoopgevend.
De tweede coronagolf is niet alleen voor de volksvertegenwoordiging en de kwetsbare burger een onaangename verrassing, maar nadrukkelijk minstens zozeer voor de zorgsector zelf. Neem het knellende personeelstekort in bijvoorbeeld ziekenhuizen. Bovenop de tekorten die er al waren, hebben zij door het oplevende virus ook nog eens te kampen met een bovengemiddeld hoger verzuim.
Al hun inzet is er nu op gericht om het verstopt raken van de ziekenhuiszorg te voorkomen. Dat vergt, ook van de Kamer, een andere inzet dan alleen het organiseren van een zorgbonus. Kunnen huisartsen besmette patiënten nog adequater gaan monitoren, om te voorkomen dat ze pas naar het ziekenhuis worden gestuurd als hun toestand al zorgwekkend is te noemen? Kunnen ze een deel van de ziekenhuiszorg verzorgen bij de patiënt thuis?
Laat de volksvertegenwoordigers hun netwerken aanspreken, goede voorstellen verzamelen en die in een komend debat inbrengen. Het is goed om bewindslieden kritisch te volgen. Maar in tijden van nood kan de Kamer behalve controleur best even denktank zijn.