‘Swing states’ kunnen koers VS van de komende jaren bepalen
De meeste stemmen krijgen en toch de presidentverkiezingen verliezen. Het kan in de Verenigde Staten en het overkwam Hillary Clinton, de tegenstander van Donald Trump in 2016. Zij kreeg zo’n 2,9 miljoen stemmen meer. De strijd om het presidentschap draait ook dit jaar niet alleen om het winnen van de gunst van de meeste kiezers, maar ook vooral om het veroveren van strategisch belangrijke staten. Kiezers in de zogenoemde ‘swing states’ hebben grote invloed op wie er straks in het Witte Huis zit: Trump of zijn Democratische uitdager Joe Biden.
Dat de stem van sommige kiezers belangrijker kan zijn dan die van anderen, komt doordat de president niet direct wordt gekozen. Elke staat heeft een bepaald aantal kiesmannen. Het Kiescollege van de in totaal 538 kiesmannen kiest uiteindelijk de president. In vrijwel alle staten geldt het ‘winner-takes-all-principe’: de kandidaat die de meeste stemmen in een staat krijgt, krijgt ook alle kiesmannen van die staat achter zich.
In sommige staten staat de uitslag vrijwel vast. New York en Californië gingen de afgelopen decennia steevast naar de Democraten. Zuidelijke staten als Mississippi en Alabama gelden als Republikeinse bolwerken. De staten die in de laatste verkiezingen niet telkens naar dezelfde partij zijn gegaan - de ‘swing states’ - gaan mogelijk de doorslag geven. Het gaat om staten als Florida (29 kiesmannen), Pennsylvania (20), Ohio (18), Michigan (16), North Carolina (15), Arizona (11) en Wisconsin (10).
Het Amerikaanse kiesstelsel kan leiden tot een situatie waarin een kandidaat wel de meerderheid van de stemmen krijgt, maar niet een meerderheid aan kiesmannen. Clinton kreeg verreweg de meeste stemmen in staten als Californië en New York, maar die leverden haar evenveel kiesmannen op als wanneer ze nipt had gewonnen. Trump stelde daar krappe overwinningen tegenover in staten als Pennsylvania, Michigan en Wisconsin en kreeg alle kiesmannen uit die staten. Hoewel Clinton landelijk bijna 66 miljoen stemmen (48,2 procent) kreeg tegen bijna 63 miljoen (46,1 procent) voor Trump, bleef voor de Democraten de teller wat betreft kiesmannen steken op 232. Trump kreeg er 306.
Dat een ‘swing state’ de doorslag kan geven, bleek ook in 2000. Toen versloeg George W. Bush de Democraat Al Gore met 271 tegen 266 kiesmannen nadat Bush met enkele honderden stemmen verschil de staat Florida had gewonnen. Gore kreeg landelijk een half miljoen stemmen meer dan zijn Republikeinse rivaal, maar verloor toch. Het was de eerste keer sinds 1888 dat de kandidaat met de meeste stemmen niet de meeste kiesmannen kreeg.
Ook staten die niet als ‘swing state’ worden gezien, kunnen veranderen van politieke kleur. In Texas (38 kiesmannen) speelt bijvoorbeeld mee dat de Spaanstalige minderheid daar een steeds groter deel van de bevolking uitmaakt. In de laatste Senaatsverkiezing in 2018 wist de jonge Democraat Beto O’Rourke er bijna de Republikeinse senator Ted Cruz te verslaan. Een nederlaag in een staat als Texas zou dan ook zomaar Trumps lot kunnen bezegelen.