Column (Mariska Dijkstra): Passend
In een tijd dat thuiswerken de norm is, wordt een afspraak buitenshuis er een stuk specialer op. Ik hoorde een collega van de week het woord ”uitje” gebruiken, toen ik hem weer eens op kantoor trof. Hij had er de hele week naar uitgekeken. En was die ochtend zelfs licht zenuwachtig geweest omdat hij even achter zijn bureau mocht plaatsnemen.
Ik herken dat wel. En het gekke is ook dat ik opeens veel langer nadenk over wat ik aan zal doen als ik een afspraak buitenshuis heb, die niet telefonisch kan.
Gewoon de kleren van gisteren of het bovenste van de stapel, tipt mijn man. Zo doet hij het tenminste altijd. Maar dat ligt bij vrouwen toch een tikje ingewikkelder.
De keuze is sowieso al veel groter. Een jurk (mini, midi, maxi), met een print of effen, en welke kleur dan? Of toch een rok met een vest, blouse of trui? Of die alledrie gecombineerd? Een topje eronder, ketting erbij of misschien een sjaal? Laarzen, platte schoenen of exemplaren met een hak? Ik kan soms tureluurs worden van de mogelijkheden (en voel me dan acuut schuldig als ik besef wat een luxeprobleem dit is).
En dan komt daar nog de factor ”gevoel” bij. Want wat je gisteren aantrok, kan in je hoofd zomaar niet passend zijn voor de dag erop. „Waarom niet?” vraagt mijn man dan met rollende ogen. En leg dan maar eens uit dat je je de ene dag nu eenmaal een stuk fleuriger voelt dan de andere (en dan lijkt die oranje jurk opeens wél te kunnen). Of dikker. Dan valt gelijk de helft van je garderobe, waarin je er voor je gevoel toch echt niet slank genoeg uitziet, af. En soms heb je gewoon de behoefte om op de achtergrond te blijven; leve de grijstinten!
Om al te grote ochtendstress te voorkomen, besluit ik de avond voor mijn afspraak de boel alvast klaar te leggen. Ik pas een felgroene jurk. Maar die wordt het niet. Een bloesje met bloemen komt tuttig over. Een rok zit te strak. Ik zie de stapel kleren op het bed groeien en groeien, zonder dat er een ‘passend’ setje bij lijkt te zitten. Eén donkerblauwe jurk, die kan net. Dus hang ik die klaar. Een panty en een paar schoenen leg ik eronder. Ready. Denk ik. Niks meer aan doen.
De volgende morgen in de haast van het moment vind ik donkerblauw toch ineens wel erg… donkerblauw. En loop ik uiteindelijk in het roestbruin naar beneden.
„Leuk”, vindt mijn man. En met een glimlach: „Dus toch hetzelfde als gisteren…”