Fotoserie: vier jaar stoppen op dezelfde plaats
De herfst is de tijd van rouw. Van verlies. Van het einde. Als kind treurde ik als de zomer ten einde liep. Als het licht zich van mij verwijderde. Geen zonovergoten zomerdagen meer die geen einde kenden. Niet meer het lied van de merel op het dak van ons huis als ik ’s avonds in mijn bedje lag. Iemand uit onze kerk vertelde mij dat hij zendeling was in de tropen, een plek voorbij de horizon waar het altijd zomer is. Dus nam ik mij voor om later zendeling te worden. Dan kon ik wonen in het paradijs.
Op school leerden we over chlorofyl. Dat geeft bladeren hun groene kleur. Als de temperatuur begint te dalen en de dagen korter worden breekt de boom het chlorofyl af en de voedzame stoffen worden opgeslagen in de stam als voorraad voor de winter. Het blad verschiet van kleur. Vervolgens stoot de boom de bladeren af. Ze vallen op de aarde – de merel ziet het zwijgend aan. Bomen laten hun blad los om te overleven.
Als kind vond ik dit proces huiveringwekkend. Ik kon geen enthousiasme opbrengen voor de kleurenpracht van het grote sterven. „Sterven?” zei mijn moeder. „Maar de natuur is niet dood. Alles leeft nog terwijl je het niet kan zien. Dat is juist zo mooi.” Ik gaf geen antwoord, want ik wist dat ze loog. De bloemen, de blaadjes, de kastanjes gaan dood. Alles gaat dood. Ik was niet blind. In onze tuin stond een berkenboom en op een dag nam ik me voor alle blaadjes van die boom te tellen. Ik weet ook niet waarom, maar het leek me belangrijk.
Nu begrijp ik dat kind wat beter. De herfst voelt nog steeds als een immens verlies. Het licht, het is vooral het licht waarom ik treur. Misschien ben ik daarom fotograaf geworden – een schrijver met licht. Wij wonen nu negen jaar op het platteland in Friesland. Onze jongste zoon verhuisde mee op voorwaarde dat hij een hond kreeg. Wij zeiden: „Ja, ja, straks studeer jij in Groningen en dan draaien wij op voor de hond.” Aldus geschiedde. De zoon laaft zich aan het studentenbestaan en ik loop of mijn vrouw loopt elke ochtend met de hond het weggetje waaraan wij wonen op en af.
We verhuisden in de lente. In de zomer wekte de merel in onze oude perenboom het kind in mij. Met de hond liepen we tussen manshoge muren van mais. En toen werd het herfst. Tot in de late avond brulden vreselijke machines op de velden. Het gras werd gemaaid, gekeerd en binnen gehaald –de vierde snee van het seizoen– de mais werd versneden en ik leerde dat het woord herfst verband houd met het Germaanse harbista, het Middelnederlands hervest en het Engelse harvest. Oogst. Vanaf dat moment stopte ik elke ochtend als ik daar liep op precies dezelfde plaats. De hond trok dan ineens níet aan de riem alsof hij begreep waar ik mee bezig was. Ik maakte een foto van het kale land waar de voetjes van de mais nog in de aarde stonden. En drie weken laten waren ook die verdwenen, het land was geploegd. En op een dag zag ik dat de zwarte aarde verdwenen was onder een laagje sneeuw. De koeien aten de gehakselde mais en wij dronken hun melk. Dankzij de herfst, de hervest, de oogst.
Vier jaar maak ik nu die foto’s. Steeds op dezelfde plaats. Op die geploegde dode akkers zag ik nieuwe gewassen opschieten: meestal mais, één keer aardappelen. Dat werd het jaar van de mislukte oogst. Door de extreme regenval konden de machines het land niet op. Maar het jaar daarna liepen wij weer tussen manshoge muren van mais. En ik dacht aan de woorden van mijn moeder.
Over de fotograaf
Sjaak Verboom (1957) is fotograaf en gespecialiseerd in portret- en documentairefotografie. Met natuurfotografie heeft hij helemaal niks. Het landschap daarentegen is steeds meer het onderwerp van zijn foto’s. Door de eeuwen heen hebben kunstenaars landschappen geschilderd en daarmee gepoogd door te dringen tot het mysterie van het leven. Een schilder als Kadinsky zocht naar een geestelijke kern van de zichtbare werkelijkheid. Hij wilde zichtbaar maken wat niet in beelden is uit te drukken. De iPhone-fotootjes van het Friese landschap zijn gemaakt vanuit een zekere verwantschap met dat streven.