Veel voorbeelden
Hebreeën 12:1a
„Daarom dan ook, alzo wij zo groot een wolk der getuigen rondom ons hebben liggende.”
Izak was geen man van grote daden, zoals zijn vader Abraham, en geen worstelaar als zijn zoon Jakob. Hij was in alles een zwak man, naar de wereld ongeacht. Hij toont ons enkel het karakter van lijdzaamheid, doch juist in zijn lijdzame overgave tot offerande was zijn heerlijkheid, want daarin was hij het beeld van Christus. Zo is in Christus niets geschied, dan hetgeen in het Oude Testament reeds getoond was. Het nieuwe was dat al de trekken van al de voorafbeeldingen in Hem verenigd waren.
Jakob was bijzonder in zijn worsteling met de Engel, als Israël, een toonbeeld van Christus. Christus heeft Zich in de hoogste betekenis van het woord vorstelijk gedragen met God en mensen. Wat bij Jakob de verwringing van zijn heup was, was bij Christus de vermorzeling van Zijn hiel.
Jozef wordt in het Nieuwe Testament niet tot een type van Christus gesteld, doch zou hij het daarom niet zijn? De Schrift geeft van alles de eerste lijnen, die het geloof nu vanzelf verder doortrekken moet, tot op Christus. Jozef is de behouder van zijn volk, en toch eerst der heidenen. Niet het eerst, maar het laatst werd Jozef aan zijn broederen bekend. En eenmaal zal ook Christus tot Zijn broederen zeggen, wat Jozef van zich tot zijn broederen zei, en wat Jezus reeds tot Paulus op de weg naar Damascus zei: „Ik ben Jezus.”
Isaac da Costa, schrijver en dichter te Amsterdam (”Bijbellezingen”, 1879)