Bundel geeft beeld van refozuil in beweging
Wekenlang was de foto van de in het zwart geklede dame met haar hoedje op veel billboards te zien. Met deze reclame werden mensen opgewekt om de tentoonstelling ”Bij ons in de Biblebelt” te komen bekijken.
De foto had niet veel uitleg nodig: men herkende aan het gewaad duidelijk iemand die bij een ‘zware’ kerk hoort. Voor ingewijden riep de tentoonstelling, die door meer dan 70.000 mensen werd bezocht, herkenning op. Anderen liepen geïnteresseerd rond, uitten soms hun verbazing over wat ze zagen of hoorden.
Bij sommigen overheerste nostalgie. Ik herinner me een man, niet zo jong meer, die samen met zijn vrouw naar het zingen van psalmen op hele noten luisterde. Je kon zien dat het hem wat deed. Zijn vrouw duwde hem vooruit en zei zoiets als: „Dat is nu voorbij. Kom, we gaan weer verder.” De man volgde zijn vrouw naar de volgende zaal. Was het bij hem meer dan nostalgie?
Tijdens de tentoonstelling werden lezingen gehouden. Die zijn gebundeld en vormen met de woorden van organisatoren Tanja Kootte en Fred van Lieburg een nalezing. De variatie van de artikelen is groot: van kerkbouw (A. Pons-de Wit) tot oudvaders (Jo Spaans), van een analyse van Paul Schnabel, oud-directeur van het Sociaal Cultureel Planbureau, tot de veranderende visie op homoseksualiteit (David J. Bos). Die diversiteit van de dertien bijdragen maakt de uitgave interessant.
Uit de artikelen komt het beeld naar voren van een zuil die in beweging is. Dat wordt niet alleen gesignaleerd in een aantal artikelen van deze bundel. Een paar weken geleden konden we in het Reformatorisch Dagblad een verslag lezen van de jaarvergadering van de Vereniging voor Gereformeerd Schoolonderwijs. De kop boven het verslag was veelzeggend: ”Herstel Bijbelse koers refoschool nodig”. Een schoolleider sprak volgens dat verslag over de noodzaak van restauratie van de Bijbelse koers in school en gezin.
Restauratie is terugkeer. Dat is nu net een van de schuurpunten in de discussie over veranderingen in de Biblebelt. Waar de een op basis van de identiteit voor terugkeer pleit, denkt de ander dat ontwikkeling met dezelfde grondslag als uitgangspunt Bijbels verantwoord is. Dat laatste wordt vaak aangeduid met de woorden ”voortschrijdend inzicht”.
Regeltjes
Daarbij sluit de observatie aan van cultureel antropoloog José Baars-Blom, die een aantal jongeren van de Pieter Zandtscholengemeenschap volgt. Zij schrijft in haar bijdrage dat oud-leerlingen na verloop van tijd tot andere inzichten komen. De ondervraagden zijn kerkelijk gebleven, wel zijn hun opvattingen veranderd: „Ik heb in grote lijnen het gedachtegoed wel meegenomen. Dat kan ik wel onderschrijven. De manier waarop ik daarmee omga, daar ben ik veel vrijer in dan mijn ouders en broers en zussen.” En over geloof en bekering: „Ik ben ervan overtuigd dat het niet de enige weg is, dat het alleen maar zo kan.” Er ontstond afstand van regeltjes en voorschriften en een sterkere gerichtheid op de „kern” van het geloof, zoals ze dat omschreven. Die tendens zie je trouwens niet alleen bij jongeren.
Ook in het verleden was er sprake van diversiteit. Daarover schrijft Pieta van Beek, die haar jeugd in de Biblebelt aanduidt met het woord „loodzwaar.” Toen ze bij een vriendin in het Zeeuws-Vlaamse Oostburg logeerde, ervoer ze dat als een verademing. Hoewel vriendin Suzan tot „dezelfde strenge kerk” behoorde, was het daar toch veel ruimer. Ze mocht zwemmen. Dat was heel wat anders dan thuis, waar moeder, als ze een zwempak vond, er de schaar in zette. Het ego-document van Pieta is overigens bepaald niet typerend voor het leven in de Biblebelt.
Terugkeer religie
De bevindelijk gereformeerden organiseerden zich in een reformatorische minizuil. Dr. C. S. L. Janse, oud-hoofdredacteur van het Reformatorisch Dagblad, wordt in de bundel de architect van die nieuwe zuil genoemd. Zijn dissertatie ”Bewaar het pand” uit 1985 was invloedrijk. De reformatorische zuil blijkt in de loop van de jaren minder statisch te zijn dan verwacht of gehoopt werd. Daarover schreef hij dertig jaar later het boek ”Refozuil onder vuur”. De titel van een van de paragrafen, ”Verschuivingen in de achterban”, is in dit verband veelzeggend. Sociologische ontwikkelingen spelen daarbij een rol. De tijd waarin de geestelijke leidslieden een sterk, bijna onaantastbaar charismatisch gezag hadden –John Exalto wijst in zijn artikel op ds. Kersten en de autodidact ds. Fraanje– is voorbij.
Schnabel stelt de intrigerende vraag of religie weer in ons geseculariseerde land kan terugkomen. Hij beantwoordt deze ontkennend. Sociologisch gezien is de kans dat mensen die niet gelovig zijn opgevoed tot geloof komen en kerkelijk worden, klein: „Zonder godsdienstige ouders geen godsdienstige kinderen.”
De artikelen zijn, het ene wat meer dan het andere, analyserend van aard. Na de analyse komt de vraag: Wat nu? Dan gaat het om het perspectief. Een artikel met een strategische spits –wat betekent deze analyse nu voor ons?– van iemand uit de eigen kring zou de bundel waardevoller hebben gemaakt.
Het lezen van deze tot nadenken stemmende artikelen roept ten slotte de vraag op of de sociologie en de maatschappelijke veranderingen het laatste woord hebben. Op die vraag kunnen en moeten we antwoord geven met de bekende geloofsuitspraak dat God met Zijn kerkvergaderende werk doorgaat.
Boekgegevens
Bij ons in de Biblebelt. Nalezing op de tentoonstelling in Museum Catharijneconvent, Tanja Kootte en Fred van Lieburg (red.); uitg. Dutch Bible Belt Network; 160 blz.; € 15,-; te bestellen via info@dutchbiblebelt.org en door € 15,- per exemplaar over te maken naar IBAN NL47 INGB 0007 1653 40 t.n.v. Dutch Bible Belt Network te Gouda.