Opinie

De kerkgang is ook een offer

Als wij blijven samenkomen, al is het afgeschaald, is dat niet schadelijk voor de samenleving, maar juist zegenrijk. Tot getuigenis van de dienst aan God. En ook tot bevordering van de dienst aan de naaste.

Ds. T. A. Bakker, ds. M. van Reenen, ds. C. Sonnevelt, ds. A. C. Uitslag, en dr. M. Visser
21 October 2020 12:06Gewijzigd op 16 November 2020 20:43
Nu kerken zich zorgvuldig houden aan de maatregelen, blijken zij (voor zover wij mensen dat kunnen zien) niet bij te dragen aan de stijging van de besmettingen. beeld André Dorst
Nu kerken zich zorgvuldig houden aan de maatregelen, blijken zij (voor zover wij mensen dat kunnen zien) niet bij te dragen aan de stijging van de besmettingen. beeld André Dorst

John McArthur roept kerken er publiekelijk en onomwonden toe op om open te blijven (RD 14-10). De oproep is eenvoudig maar opmerkelijk. Voldoende nieuwswaardig voor in een Nederlandse krant. Onder ons klinkt zo’n oproep blijkbaar maar weinig.

Dat is ook begrijpelijk. Nederland is een land van overleg. In het Interkerkelijk Contact in Overheidszaken (CIO) kunnen kerken vrij direct bij de advisering aan de overheid betrokken zijn. Het is waardevol dat hierdoor de verhouding tussen kerk en overheid niet te snel onder spanning staat. Iemand als P. Schalk kan hier richting de overheid begrip kweken voor kerken en richting kerken begrip voor de overheid.

Eigen doordenking

Wij delen zijn oproep aan kerken om hun eigen verantwoordelijkheid te nemen (RD 14-10). Die eigen verantwoordelijkheid vraagt dan wel een eigen doordenking. In dat licht prikkelde ons de uitspraak: „De situatie vraagt van iedereen, kerkelijk of niet-kerkelijk, offers.” Dat is trouwens wel waar. Kerkmensen maken helemaal deel uit van de samenleving, en inleveren gebeurt sinds maart op tal van manieren. Bijbels gezien zijn we altijd geroepen om offers te brengen. Dat heet zelfverloochening. Die betekent dat we onze eigen verlangens ‘afschalen’ omdat er iets belangrijkers is. Omwille van ons geweten, omwille van zorg voor de naaste, omwille van Christus.

Daarom is een christen (als het goed is) ook in ‘gewone’ tijden bereid in eigen vlees te snijden, en dingen die wel fijn maar niet goed zijn na te laten. Daarom is hij bereid om zich te matigen in iets wat op zich niet verkeerd is. Daarom is hij bereid om zijn tijd te besteden aan de ander – uit zorg voor diens lichamelijke en vooral geestelijke welzijn. En daarom ook zal hij er geen moeite mee hebben om in de huidige omstandigheden solidair te zijn door bepaalde activiteiten te minderen.

Geen hobbyclub

Maar nu de hamvraag: is het minimaliseren van kerkgang ook zo’n offer? De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat veel Nederlanders, soms al generaties geleden, de kerkgang maximaal hebben afgeschaald. Voor een gemiddelde Nederlander is het daarom logisch dat christenen hun kerkgang laten voor wat het is: „Als wij onze hobby’s niet mogen uitoefenen, mogen jullie dat ook niet, dus stoppen met die kerkdienst.” Voor alle duidelijkheid: christenen laten in deze tijd allerlei liefhebberijen (uit principe, voorzichtigheid of solidariteit) óók na. Maar voor een christen is er iets wat daar bovenuit gaat. Kerkdiensten zijn simpelweg niet op één lijn te stellen met andere activiteiten. Ook al is voor veel medelanders voetbal of lekker eten een religie, wij kunnen toch onze kerkdienst niet om die reden ook als slechts een gelijkwaardige activiteit zien? Een kerkelijke gemeente is geen hobbyclub. Bij elke kerkdienst betreden we heilige grond, als daar een heilig God zondaren wil ontmoeten.

Ergernis

Laten we het anders zeggen. Waarom gaan we naar de kerk? Jazeker, ook voor ons welzijn, maar dat is toch niet het belangrijkste. We gaan als het goed is niet allereerst voor onszelf naar de kerk, maar voor God. Daarom is de kerkgang zelf een offer. Niet een schuldoffer maar een dankoffer (Psalm 50:23, 141:2; Hebreeën 13:15). Het zou inderdaad een offer zijn om de kerkgang na te laten. Maar het is in een ander opzicht een offer om die in stand te houden! Is dat geen ergernis voor velen in de samenleving? Ja, ongetwijfeld. Christus Zelf had ook met weerstand in Zijn omgeving te maken (vergelijk Hebreeën 13:13). Ook in de kerkgeschiedenis was er telkens de klacht dat christenen zorgden voor onrust in de samenleving. Het is erg als dat gebeurt om onze zonden. Maar toch niet als nu de oorzaak daarvan ligt in het verlangen om God de eer te geven die Hem toekomt!

Zegenrijk

Nu kerken zich zorgvuldig houden aan protocollen van afstand, hygiëne en triage blijken zij (voor zover wij mensen dat kunnen zien) niet noemenswaardig bij te dragen aan de stijging van de besmettingen. Als wij dán tóch, al is het afgeschaald, blijven samenkomen, is dat niet schadelijk voor de samenleving, maar juist zegenrijk. Tot getuigenis van de dienst aan God. En ook tot bevordering van de dienst aan de naaste. Onder andere omdat er in de kerk gebeden wordt voor allen, ook voor de overheid (1 Timotheüs 2:1-2). En omdat we hier opgeroepen worden tot zorg voor onze naaste, naar lichaam en ziel. Dit is wel reden tot eerlijk zelfonderzoek. Gaan wij inderdaad naar de kerk in een geestelijke houding? Met het oog op God en oog voor onze naaste?

Sommigen zijn jaloers op mensen die nog ergens naartoe kunnen. Laat hun maar weten dat zij ook welkom zijn in de kerk (Zach. 8:23)! Christenen zijn niet geroepen om hun plaats leeg te laten, wél om die zo nodig af te staan. Ook dat is een offer dat Christus van ons kan vragen. De Heere geve het!

De auteurs zijn predikant/voorganger in respectievelijk de Protestantse Kerk in Nederland, de Hersteld Hervormde Kerk, de Christelijke Gereformeerde Kerken en de Gereformeerde Gemeenten.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer