Evangeliseren op het Kloosterplein
Vrijdagmorgen 10 uur. Op het Kloosterplein in Harderwijk staat een gele bus van de stichting Evangelisatie Sjofar. Ooit deed hij dienst als ambulancewagen, nu staat er in rode letters op de motorkap: ”Bijbelbus”.
Piet Bloed (71), gepensioneerd boer, evangeliseert vandaag met enkele helpers in het centrum van Harderwijk. Vooraf leest hij, zittend op een keukenstoeltje, hardop Johannes 17, vanaf vers 11. Tijdens het lezen passeert een vrouw met een boodschappentas. „Mevrouw, komt u gerust bij de leesclub”, zegt een van Bloeds helpers. Maar nee, ze komt niet. „We zullen voor u bidden”, zegt de man nog. „Maar dat is helemaal niet nodig hoor”, zegt ze, „want ik ben al gelukkig.”
Als Johannes 17 uitgelezen is, doet Bloed een gebed. Hij vraagt om wijsheid en gepaste vrijmoedigheid voor deze dag, om een zegen voor de stad en voor het stadsbestuur en de hele wereld.
Bloed, kerkelijk behorend tot de hersteld hervormde gemeente in Putten, begon in 2012 te evangeliseren. Hij had zijn boerderij in Putten van de hand gedaan en ging met Bijbels en folders de straat op. Zijn motivatie daarvoor? „Nederland is zendingsland. Er gaan zo veel mensen verloren. Zo ontzettend veel jongelui hebben nog nooit een Bijbel in handen gehad. Wat ons opvalt, is dat jongeren niet vijandig zijn, ze wéten gewoon niets meer. Dat is het hele punt. Er is dus nog veel werk te doen. We leven in bezet gebied, maar we hebben goede moed, want in Christus zijn we meer dan overwinnaar.”
Verantwoordelijkheid
Veel mensen willen de Bijbelse boodschap niet horen. Dat weet Bloed inmiddels. „Maar velen hebben er ook nog nooit van gehoord. Dat gaat je toch aan het hart. Mensen hebben het recht om God af te wijzen, daar dragen ze dan zelf de consequenties van, maar het is onze verantwoordelijkheid de mensen over Jezus te vertellen.”
Op het Kloosterplein valt het blad van de bomen. Rechts staan de witgeschilderde kloostergebouwen uit de vijftiende eeuw. Aan de overkant verrijst de oude Sint Catharinakapel. Vanaf het plein wandelt het publiek via de Paradijspoort naar het winkelcentrum. Boven de voorruit van de bus staat in rode letters: ”Jezus Leeft”.
Een ouder echtpaar komt langs, hij met zijn stok, zij achter de rollator. Bloed (pet op, groen jack, wandelschoenen aan de voeten) vraagt: „Meneer, mevrouw, goedemorgen, waar gaan we heen?” „Naar de stad”, zeggen ze in koor. „Nee, ik bedoel: Waar gaat u heen, straks, waar bent u, als het leven voorbij is? Er zijn maar twee wegen.” Het gesprek stokt. „Fijne dag samen.”
Blond meisje
Het is inmiddels kwart voor elf. Met grote stappen beent een blond meisje langs. „Ben jij veilig?” vraagt Bloed. Ze vindt van wel en heeft geen boodschap van Jezus nodig. Of ze dan nog een Bijbeltje wil, zomaar, gratis? Ze heeft niets met de Bijbel, roept ze over de schouder. „Maar de Bijbel heeft wel iets met jou.”
Op de keitjes van het kloosterplein, naast de Bijbelbus, staat een tafeltje met lectuur, folders in het Duits en in het Engels, brochures over het coronavirus en de Bijbel, en een paar zwarte Bijbels in de Arabische taal. Op een aangeplakt briefje is te lezen: „ Max. 1 persoon tegelijk voor de kraam en 1,5 meter afstand houden.”
De oogst
In de jaren dat Bloed dit werk doet, heeft hij nog steeds geen mens tot God bekeerd, zegt hij. „Maar God doet dat wel. Hij werkt, en laat dat ook regelmatig zien. Hij heeft beloofd dat dit werk Zijn zegen zal ontvangen. Het is maar een wenk van Zijn alvermogen om iemand bij de kraag te grijpen. Soms mogen we daar iets van zien, iets van de opbrengst van de oogst.”
Hij is weleens stijf gescholden, zegt Bloed, door iemand die van de Bijbelse boodschap niet gediend was. „Maar een uur later kwam hij terug om zijn excuses aan te bieden. Hij zei: „Sorry meneer, u doet goed werk.” Met een Bijbel ging hij weg.”
Twee opgeschoten jongens hebben wel interesse in de gele Bijbelbus. Of ze de Bijbel lezen? „Ik heb er wel één, maar ik zou er meer in kunnen lezen”, zegt de oudste. Bloed: „Moet je echt doen, man. Neem een kwartiertje per dag, om te bidden en de Bijbel te lezen. Wie zoekt, die vindt.”
Iedere christen zou moeten evangeliseren, vindt Bloed. Pas gingen er een paar mensen uit de zorg met ons mee. Ze moesten even wat schroom overwinnen, maar naderhand zeiden ze: „Nu durf ik tenminste met oude of met zieke mensen over het geloof te praten en met hen te bidden.”
Een oudere dame passeert, met een poedel aan een touw. „Mevrouw, wat heeft u met Jezus?” vraagt Bloed. De vrouw zegt: „Als we Hem missen, missen we alles. Hij is mijn enige hoop en mijn hele toekomstverwachting.”
Bloed straalt.