Licht
2 Petrus 1:19b
„Als een licht, schijnende in een duistere plaats, totdat de dag aanlicht en de morgenster opgaat in uw harten.”
Wanneer wij nu ogen krijgen voor de achtergrond van de profeten en psalmisten, dan gaat het licht voor ons op in de duisternis, en wij zien uit onze tegenwoordigheid in de diepte van de toekomst. En zeker is het schoon en groot om zich te laten opheffen tot de sterrenhemel en de grote werken Gods te bestuderen, maar ook de bestudering van de toekomst is groot en schoon. Het is alles fraai in het begin, maar het eindigt lelijk en treurig.
De Schrift daarentegen is als een dampige zomermorgen, waarop de schoonste en zonnigste dag volgt. Ja, in de Schrift is meestal het begin niet enkel dampig, maar ook donker. Ja, ontzettend zwart van onweerswolken, doch het blijft zo niet; eerst moet de zonde en het oordeel weggenomen worden, en dan komt er heerlijkheid, enkel heerlijkheid. Verplaatst de profetie ons ook naar de middernacht, zij eindigt altijd in de dag.
De rijke maaltijd ligt in de toekomst. Wie zich een schrale maaltijd wil vergenoegen, die leve van de tegenwoordigheid. Niet alzo! Reeds in de tegenwoordigheid moeten wij van de toekomst leven.
Wedergeboorte, herstel van de enkele ziel en van aarde en hemel, is het grote beginsel der Schrift. Het paradijs is open! Ziedaar wat aan het kruis wordt uitgeroepen. Alle dingen worden nieuw! Ziedaar wat ons van de troon des hemels wordt verkondigd.
Isaac da Costa, schrijver en dichter te Amsterdam (”Bijbellezingen”, 1879)