Binnenland

Getrooste vertwijfeling

Met groot gemak beweegt Andries Knevel zich in zowel evangelische als reformatorische kring. De ene week gaat hij voor in de baptistengemeente van ds. O. Bottenbleij in Drachten, de andere week verzorgt hij een referaat voor staatkundig gereformeerde mannenbroeders in Rijssen. Waar staat de 52-jarige programmadirecteur van de Evangelische Omroep, uitgegroeid tot bekende Nederlander, zelf? „Als het gaat om aangelegen punten als de toe-eigening van het heil neem ik nu een andere positie in dan bevindelijk gereformeerden. Tegelijk ervaar ik met hen een en al verbondenheid.”

Ben Tramper
8 October 2004 12:10Gewijzigd op 14 November 2020 01:44

Als hij de woorden uitspreekt, kan hij een milde glimlach niet onderdrukken. „Ik zie in mijn eigen leven dus ook een toeleidende weg”, zegt hij. Het is slechts een tussenzinnetje, midden in een relaas over de theologische ontwikkeling die hij in zijn leven doormaakte. Andries Knevel, die dit jaar zijn zilveren jubileum bij de EO viert, voelt de geladenheid ervan haarfijn aan.

Waarom glimlacht u?

„Omdat ik een term gebruik die voor bevindelijk gereformeerden zo belangrijk is.”

Herkent u zich in dat wat zij onder het begrip verstaan?

„Als ik over mezelf vertel, spreek ik altijd over een eerste en een tweede bekering. Toen ik in Amsterdam economie studeerde, kwam als een bliksemschicht de vraag naar me toe: Waar doe ik het allemaal voor? Daarop volgde een lange zoektocht. Avond aan avond las ik in de Bijbel. Met name wat ik in de brieven van Paulus las, sprak me erg aan.

Later zijn mijn ogen geopend voor de genade van God. Dat is gebeurd door het lezen van de Institutie van Calvijn, boek 3, over de Heilige Geest, de eerste honderd pagina’s. Toen zag ik het genadekarakter van het Woord van God pas echt. Ik noem dat wel mijn tweede bekering.”

Spelen vragen over de toe-eigening des heils een rol in uw leven?

„Twintig jaar lang was dat het geval, maar tegenwoordig houden vragen rondom het aanbod van genade en de betrouwbaarheid van de beloften mij persoonlijk niet meer zo bezig. Door mijn eigen theologische ontwikkeling en ook door mijn werk bij de EO ben ik meer gegrepen door de grote vragen van de moderne cultuur.”

Zijn ze passé?

„Passé klinkt hautain. Dat bedoel ik helemaal niet. Ik voel een ongelofelijke verbondenheid met het bevindelijk gereformeerde erfdeel. Ik lees al hun bladen, van De Saambinder en Bewaar het Pand tot Om Sions Wil. Maar op bepaalde punten ben ik innerlijk van de kring weggedreven.”

Welke theoloog heeft uw hart?

„Ik voel me aangetrokken door grote worstelaars als Luther, Pascal en Kierkegaard. Als je het Licht hebt gevonden, of liever gezegd: Als je door het Licht bent gevonden, en als je tegelijk midden in de cultuur van deze tijd wilt staan, dan komt er ontzettend veel op je af. Het christelijk leven is een aangevochten leven. Geloof is getrooste vertwijfeling, zegt Luther. In dat type bewoordingen kan ik me erg vinden.”

RD en SGP

Andries Knevel, 52 jaar, getrouwd en vader van drie kinderen, groeide op in Bussum. Zijn ouders behoorden tot een „redelijk behoudende” christelijke gereformeerde gemeente. Zij lazen het RD en stemden op de SGP. Knevels vader overleed vier maanden geleden. Al op jonge leeftijd kreeg hij multiple sclerose. „Ik heb mijn vader eigenlijk nooit anders dan ziek gekend”, zegt hij.

Als oudste zoon voelde Knevel zich geroepen zorg te dragen voor het gezin. Hij besloot aan de Vrije Universiteit in Amsterdam daarom economie te gaan studeren. Maar nadat hij werd overvallen door religieuze vragen, maakte hij de overstap naar een studie theologie.

Knevel kwam in 1979 in vaste dienst bij de Evangelische Omroep. Sinds 1993 heeft hij een plaats in de directie, naast Ad de Boer en Henk Hagoort. Het boegbeeld van de EO staat te boek als een gedreven man, welbespraakt, belezen, energiek. Het liefst zou hij alle orthodoxe christenen in het land, de bevindelijk gereformeerden incluis, lid maken van ’zijn’ omroep, om zo, in de gezamenlijkheid, een brug naar de wereld te slaan. „Dat zo veel mensen verloren dreigen te gaan - daar kan ik echt wakker van liggen.”

Zeker door uw televisietalkshow Het Elfde Uur bent u uitgegroeid tot bekende Nederlander. Wat doet dat met u?

„Dubbel. Enerzijds ben ik er blij mee. Het betekent dat veel mensen naar je kijken. Dat is nodig om wekelijks een bepaald marktaandeel te halen. Anderzijds heb ik er ook last van. In sommige winkels kom ik niet meer.”

Maakt het ijdel?

„Als je succes hebt, moet je oppassen dat de ijdelheid niet met je op de loop gaat. Henk Binnendijk kwam in het verleden geregeld bij mij binnenlopen. Dan zei hij: Andries, laten we nederig blijven.”

Hoe?

„Door de correctie van het geestelijk leven. Dat gaat immers over de eeuwigheid. Dagelijks ben ik bezig met het eeuwig wel en eeuwig wee van mensen. Dat maakt zaken van de tijd buitengewoon betrekkelijk.”

Op welke manier gaat u om met kritiek?

„Over het algemeen vind ik kritiek erg leuk. Opmerkingen die terecht zijn, accepteer ik. Zo kreeg ik jarenlang de kritiek dat mijn interviewstijl te scherp was en dat ik te veel interrumpeerde. Dat heb ik ter harte genomen.”

U zou erg dominant zijn.

„Dat is dus minder geworden. Jan Marijnissen waarschuwde me onlangs om wat assertiever te worden.”

Ander kritiekpunt: Knevel weet precies wat hij waar moet zeggen.

„Maar mijn boodschap blijft altijd hetzelfde. Daar schaam ik me ook beslist niet voor, wie ik ook tegenover me heb. Voorzover een mens zichzelf kan zijn, ben ik overal ten volle mezelf. Wel pas ik me qua vorm en qua woordkeus aan de omgeving aan. Ik wil zo helder mogelijk overkomen.”

Tien jaar geleden schreef u de boekjes ”De wereld in huis” en ”Doe dat ding dan uit”. Het was een poging om het kijkgedrag van tv-bezitters in de reformatorische zuil te veranderen. Heeft het geholpen?

„Mijn boodschap in die boekjes was tweeledig. Mensen die geen tv hebben, moeten hem vooral niet nemen. En mensen die hem wel hebben, moeten veel en veel selectiever gaan kijken. Ten aanzien van het eerste zeg ik: Gezien alle technologische ontwikkelingen is die slag verloren. Ten aanzien van het tweede moet ik vaststellen dat mensen niet hebben geluisterd. Zij kijken naar alles. Dat is beangstigend, zeker als je weet hoe geraffineerd jongerenzenders als MTV omgaan met erotiek, muziek en geweld.”

In het gezinsblad Terdege zei u in 1993: Als over tien jaar blijkt dat het kijkgedrag ongewijzigd is, schrijf ik een boekje met als titel ”Doe dat ding eruit”.

„Over die uitspraak heb ik veel nagedacht. Ik ga het boekje niet schrijven. De technologie heeft mijn boekje ingehaald. Over enkele jaren zijn tv en pc volledig geïntegreerd.”

Moeten christenen op dit punt niet radicaler worden? Geen tv, internet hooguit de pc.

„Ik houd van radicaliteit, maar ik ben tegelijk zeer onder de indruk van wat er in technologisch opzicht op ons afkomt. Alles komt straks via telefoon, pc en tv bij ons binnen. Monitoren in je huis kun je als pc én als tv gebruiken.”

Destijds adviseerde u de tv op een ongemakkelijke plek te zetten. In een nieuw boekje zou het advies kunnen staan om een monitor alleen op een werkplek in de woning en niet in de huiskamer te plaatsen.

„Misschien. Op dit moment ervaar ik een brok onmacht. Voor mij staat wel vast dat we ons de komende jaren grondig moeten bezinnen op de vraag hoe we met media moeten omgaan.”

Bevindelijk gereformeerden houden de deur voor de EO nog altijd stevig op slot. Jammer?

„Heel jammer. Ik zou graag de Gereformeerde Gemeenten bij ons werk betrekken, alleen al omdat zo veel mensen van het kerkverband op zaterdagavond naar onze radioprogramma’s luisteren.”

Begrijpt u waarom voorgangers de EO op afstand houden?

„Nee.”

Helemaal niet?

„Ik begrijp dat er huiver is voor de Evangelische Omroep, maar wat ik niet begrijp is dat predikanten van de Gereformeerde Gemeenten op zaterdagavond niet een meditatie willen houden die ze helemaal kunnen invullen zoals zij willen.”

Maar vanwaar die huiver, denkt u?

„Zij zijn bang voor arminianisme, semi-pelagianisme en remonstrantisme.”

Dat klinkt wel erg massief.

„Maar daar zijn ze bang voor, toch?”

Terecht?

„Nee, dat vind ik niet terecht. Het overgrote deel van de boodschap die de EO de ether inzendt, is reformatorisch. Als je naar de feiten kijkt, dan zie je dat 80 procent van de 500.000 leden van de EO reformatorisch is. Negentig procent van de dominees die voor de EO optreden, is reformatorisch. De EO is de evangelische beweging niet, al zie ik wel dat de grenzen tussen evangelische gemeenten en reformatorische kerken vervagen. Dat komt door wat ik de oecumene van het hart noem.”

Bevindelijk gereformeerden hebben bijvoorbeeld grote moeite met de EO-jongerendag.

„Als ik in stadion Gelredome op de jongerendag ben, ervaar ik spanning tussen vorm en inhoud. Daar loop ik niet voor weg. De aanvechting is er, elke keer opnieuw. In het verleden heb ik mezelf de vraag gesteld: Kan ik een goede boodschap brengen in een muzikale setting die niet de mijne is, die ik zelfs vreselijk vind? Kan ik omgaan met generaties die die muziek kennelijk wel mooi vinden? Mijn antwoord is: Het kan. Omdat de boodschap in essentie goed is en evenwichtig wordt gebracht. Wij zoeken het niet in extremen. Zo hebben dr. J. Hoek en prof. dr. H. J. Selderhuis er een van de laatste keren gesproken.”

U schreef een studie over Willem Teellinck. Is er niet een wereld van verschil tussen zijn verborgen omgang met God in de stilte en de herrie op de EO-jongerendag?

„Het staat mijlenver van elkaar, maar daarmee staat het nog niet haaks op elkaar. Ik heb in de loop der jaren geleerd dat ik mijn cultuur moet relativeren en dat er kennelijk culturen zijn waarmee ik zelf niets heb, maar waarin God wel degelijk wordt aanbeden.”

Predikanten zijn ook bang voor de wettische manier waarop het Evangelie wordt gebracht: je móét aannemen, je móét kiezen.

„Als érgens de worsteling wordt gevoeld dat het Evangelie niet naar de mens is en als érgens wordt beseft dat je genade nodig hebt om genade te ontvangen, is het wel bij de EO. Wij ervaren voortdurend de weerbarstigheid en de zonde van het leven. Maar het is de nood van de eeuwigheid die ons zwaar weegt bij het zien van 30.000 jongeren in het Gelredome. Dat is de enige reden waarom wij de bijbelse boodschap op een manier brengen die op hun leven is toegesneden.”

Over de verhouding tussen inhoud en verpakking vindt bij de EO voortdurend bezinning plaats. Volgens prof. dr. A. van de Beek moeten we eens ophouden met onze zoektocht naar landingsplaatsen in de wereld. Het Woord moet het doen en niets anders. Hoe ziet u dit?

„Het verhaal van Van de Beek landde bij mij, net als andere publicaties van zijn hand. Toch ervaar ik bij hem een miskenning van de enorme gedrevenheid van mensen in zowel kerkelijke gemeenten als bij de EO om verloren mensen te bereiken met het Evangelie.

Wat wij als tv-programmamakers willen, is bij mensen allerlei vragen over de zin van het leven los te woelen. Waar komen we vandaan, waar gaan we naartoe? Ons doel is om, eerbiedig gezegd, God bij de mensen ter sprake te brengen. Dat lukt niet door een dominee achter een tafeltje te zetten en die man te laten vertellen over de Bijbel. Dan kijkt er niemand, dat weet je bij voorbaat.

Bij de EO maken we onderscheid in programma’s met een echt verkondigend karakter en programma’s waarmee we ons marktaandeel veiligstellen. Bij het eerste soort moet je denken aan bijvoorbeeld De Verandering, waarin mensen vertellen over hun bekering. Na afloop krijgen we dan steevast honderden telefoontjes voor nazorg. Daarnaast is er een categorie programma’s waarbij we zorg dragen voor zowel het marktaandeel als onze missie. Het gaat om uitzendingen tussen negen uur en halfelf. Die zijn voor ons het moeilijkst.”

Hoe beoordeelt u in dit verband een programma als de muzieksoap Doei, waarover zelfs de Volkskrant zich verbaasde?

„Doei is een mislukte poging om onchristelijke jongeren bij de EO te betrekken. Zo zijn er meer programma’s mislukt.”

Volgens een ander landelijk dagblad verzacht de kleur van de EO.

„Ik herken me in die kritiek niet, maar mogelijk ontstaat het beeld doordat we momenteel veel ruimte bieden aan emo-programma’s, programma’s waarin de emotie centraal staat.

Wel hebben we onszelf vorige week afgevraagd of we niet weerbarstiger moeten worden. Nee, het gaat niet om een correctie. Dat zou suggereren dat we het niet goed doen. Maar we willen waken voor eenzijdigheid. Zoals we in de jaren tachtig te hard op allerlei mensen inhakten, omdat we dachten dat we de waarheid op alle terreinen des levens kenden, zo kunnen we nu onvoldoende weerbarstig zijn.

Het Evangelie is weerbarstig. Daar valt niets aan te veranderen. Maar wel kunnen we zo veel mogelijk barrières slechten die mensen in de weg kunnen staan bij het op zoek gaan naar God. Uiteindelijk zijn die mensen het om wie wij ons werk doen. Zij zijn op weg naar de eeuwigheid en dreigen zonder God verloren te gaan. Dat is de nood die ons ten diepste drijft.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer