Column (Mariska Dijkstra): (Knip)patronen
Het kan nog net, las ik. Snoeien in september. Dus zet ik die taak in de agenda van mijn man. Op de bewuste dag steekt hij de stekker van de elektrische heggenschaar in het stopcontact.

Hij heeft geluk. De zon schijnt. Dat is voor mij ook prettig, want ik ben samen met onze jongste zoon verantwoordelijk voor het afvoeren van het snoeiafval. Dat blijkt meer dan gedacht.
„Hou je een beetje in!” roep ik, boven het geraas van het apparaat uit, terwijl ik takje voor takje in een grote plastic emmer mik, die ik even later omkeer boven de groencontainer. Als hij eenmaal bezig is...
Die middag pak ik ook de schaar op. Híj knipt de heg, maar ík knip haren. Bijzonder hoe bepaalde patronen zich blijkbaar in de loop van de tijd in je huwelijk ontwikkelen zonder dat je een specifieke rolverdeling hebt afgesproken. Híj zet de containers aan de weg, ík maak ze schoon. Híj zet de boodschappen in de kasten, maar ík haal ze. Híj doet ’s avonds de deuren op slot, maar ík vul ’s morgens de broodtrommels.
Onze kapsels in model houden was jarenlang een taak voor de kapper. Tot er een advertentie voor een knipcursus voorbijkwam, lang voordat de kappers tijdens de coronacrisis hun deuren moesten sluiten. Zo’n cursus leek me wel wat. Ook omdat mijn man al jaren riep dat ik niet aan zijn haar mocht zitten, tenzij ik daar een opleiding voor had gevolgd.
De theorie viel mee, maar toen was de praktijk aan de beurt. Ik denk nog regelmatig terug aan het moment dat mijn schaar zich voor het eerst in een lok vastbeet. Oefenen, oefenen, oefenen, benadrukte de docent. Maar ja. Dan had ik wel een model nodig.
En ja hoor. Mijn man nam plaats op een keukenstoel. Een beetje zenuwachtig, net als ik. Mijn opmerkingen tijdens het knippen maakten het er voor hem waarschijnlijk niet veel beter op. „Waar zit jouw kruin eigenlijk?” En: „Ik dacht toch echt dat ik die voorkant recht had afgeknipt.” En: „Wat moest je ook alweer doen met die plukjes bij de oren?”
„Ik praat toch ook niet steeds tegen een heg die ik aan het snoeien ben?” zei hij, terecht natuurlijk. Maar ja. Hij had makkelijk praten: een heg staat stil, heeft geen kruin en geen scheiding.
Na een minuut of tien ontdekte mijn model een hoop blonde plukken op de vloer. „Hou je je een beetje in?” riep hij. Inmiddels weet hij: als ik eenmaal bezig ben...