Geschenk Kinderboekenweek: steeds een stapje verder terug de tijd in
De verhalenbundels van Arend van Dam hebben de geschiedenis als onderwerp en zijn op veel scholen geliefd. Het is dan ook een goede keus geweest om hem te vragen het Kinderboekenweekgeschenk te schrijven.
„Ik ga op reis, ik ga op zoek naar een verhaal; het liefst een verhaal waarin een kind de hoofdrol speelt”, schrijft Arend van Dam, bij velen bekend door zijn verhalenboekenserie ”Lang geleden…” op zijn site. „Schrijven is vragen bedenken”, stelt hij. „En vervolgens de antwoorden zoeken die bij de vragen horen. Schrijven is nieuwsgierig zijn.”
Die nieuwsgierigheid is goed terug te zien in ”De diamant van Banjarmasin”, het boekje dat dit jaar tijdens de Kinderboekenweek cadeau wordt gedaan bij aankoop van 12,50 euro aan kinderboeken. In het geschenk staan acht (voorlees)verhalen, die door de onderwerpkeuze geschikt zijn voor de bovenbouw van de basisschool. De auteur leidt elk verhaal zelf in en steeds vertelt hij hoe hij tot het verhaal kwam. Want: „Zo werkt dat als je over geschiedenis schrijft, dan vertel je wat je bronnen zijn.”
Er is een „verhaal uit de taal” (dat doet denken aan zijn bundel ”De bromvliegzwaan” uit 2018, vol taalverhalen) over Hendrik Jut. Van Dam vond het in het archief van de Rotterdamse rechtbank. Deze Hendrik bleek een moordenaar en dief en was tot levenslang veroordeeld. Zijn geschiedenis heeft geleid tot de kermisattractie ”kop van Jut” en de gelijknamige uitdrukking.
Ook is er een „roofverhaal”, waarin ook de boektitel is ontleend: ”De diamant van Banjarmasin”. „Deze diamant is te vinden in zaal 1.17 van het Rijksmuseum,” vertelt Van Dam. Erbij staat een bordje met de tekst: „Deze diamant is oorlogsbuit. Ooit was hij eigendom van de sultan van Banjarmasin.” Wanneer wordt verteld over het ontstaan van deze diamant, gebruikt hij overigens getallen die niet iedereen hem zal nazeggen.
„Onder grote hitte en grote druk ben ik drie miljard jaar geleden ontstaan in het gloeiendste binnenste van de aarde. In de loop van miljoenen jaren werd ik omhoog geperst naar de oppervlakte. Tot ik in Kalimantan uit de modder werd opgeraakt door een gelukszoeker.”
Bijzonder zijn ook de verhalen van Mary Chilton –een meisje dat met de Pilgrim Fathers vanuit Leiden naar Amerika trok en daar 400 jaar geleden aankwam– en het „verhaal van een portret” over Amalia van Solms. Zij hield van het werk van Rembrandt, omdat hij verhalen kan vertellen in verf. In het verhaal ”De neus van Amalia” gaat Van Dam in op de vraag of de schilderijen van Rembrandt altijd de waarheid spraken. Amalia liet Rembrandt een portret van zichzelf maken, maar was ontevreden toen ze het zag. Ze liet in het geheim Van Honthorst, een andere schilder, komen en vroeg hem een andere neus te schilderen. Zo kreeg het portret van de prinses een keurig, koninklijk neusje. „Mensen houden van bijzondere verhalen”, laat Van Dam Van Honthorst tegen Rembrandt zeggen, „maar ze willen niet altijd de waarheid horen.”
Ook in dit geschenk lukt het van Dam om elke keer weer nieuwe feiten te vertellen, zodat je anders naar de geschiedenis gaat kijken.
De rode draad in dit boekje (komen en gaan, en ergens terechtkomen waar je hoopt welkom te zijn) is trouwens moeilijk terug te vinden in de acht totaal verschillende verhalen, die beginnen bij Van Dams jeugd en teruggaan tot de prehistorie.
In het laatste „opgegraven verhaal” is Van Dam zover teruggegaan in de tijd, dat je letterlijk moet graven naar verhalen. Het verhaal draait om een vuistbijl uit Rhenen die een archeoloog hem in het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden laat zien. Zo’n voorwerp lokt uit tot vragen zoals: door wie is het gebruikt?
In een interview met deze krant in 2012 zegt Van Dam: „Ik ben vooral een herverteller. Verhalen zijn een veel krachtiger medium dan films of dan de televisie. (…)Ik maak eindeloos lijstjes: Hoe ruikt het in een land? Wat eten ze?”
Van Dam hoopt dat de lezers, naast een paar uur leesplezier en wegdromen in de geschiedenis, zich meer bewust worden van de eigen geschiedenis. „Vroeger is overal,” is zijn stellige overtuiging. „Let maar op, je komt het verleden tegen in de toekomst.” En, ergens anders: „Hoe jong je ook bent, iedereen heeft een verleden vol verhalen. Geschiedenis begint bij jezelf.”
Als kinderen dat door het lezen van deze verhalen gaan zien, heeft dit geschenk heel veel bereikt. In ieder geval zijn deze verhalen het bewijs dat geschiedenis niet saai is. Integendeel.
Boekgegevens
De diamant van Banjarmasin, Arend van Dam; uitg. CPNB, 2020; 96 blz.; gratis bij aankoop van € 12,50 aan kinderboeken tijdens de Kinderboekenweek
Kinderboekenweek stelt geschiedenis centraal
„En toen?” Die aansporing om vooral door te gaan met vertellen is dit jaar het motto van de Kinderboekenweek die woensdag 30 september start en loopt tot en met 11 oktober. Geschiedenis staat tijdens die week centraal – en verhalen en boeken zijn natuurlijk bij uitstek geschikt om de historie levend te houden.
Verhalenverteller Arend van Dam is de auteur van het Kinderboekenweekgeschenk ”De diamant van Banjarsamin”. Het prentenboek is gemaakt door Mylo Freeman en heeft de titel ”Tweeling”.
De Kinderboekenweek schrijft dit jaar zelf ook geschiedenis, want voor het eerst in 25 jaar doet de Brancheorganisatie voor het Christelijke Boeken- en muziekvak mee aan de week. Eerder organiseerde zij een eigen Kinderboekenmaand, die de hele maand oktober duurde. De BCB hoopt zo, samen met stichting CPNB die de Kinderboekenweek organiseert, het kinderboek beter onder de aandacht te brengen. Gevolg van de keus is onder meer dat het Kinderboekenweekgeschenk in meer christelijke boekhandels te krijgen is dan voorheen.
De drie christelijke actieboeken die de BCB altijd uitbrengt ter ere van de Christelijke Kinderboekenmaand zijn er dit jaar nog steeds. Auteurs ervan zijn Michel de Boer (”Tijmachien”), Ina van der Beek (”Mees en Tijn en het geheim van het kasteel” en Judith van Helden (”Maffe meester Daan duikt in de verleden tijd”).