De Jonge start campagne over beeldvorming ouderen
Minister Hugo de Jonge (Volksgezondheid) begint komend najaar een campagne over de beeldvorming van ouderen. De onlinecampagne zal de waarde van ouder worden benadrukken. Het ministerie wil daarnaast een website lanceren, waarop organisaties het gesprek kunnen voeren over zingeving, participatie van ouderen en familie en naasten.
Met deze initiatieven reageert hij op het in januari verschenen onderzoeksrapport naar 55-plussers die hun leven voltooid achten en om die reden zelfdoding overwegen.
Dit onderzoek, zo schrijft De Jonge, benadrukt namelijk vooral dat het kabinet en de samenleving een maatschappelijke opgave hebben om te werken aan een maatschappij „waarin ouderen een volwaardige rol vervullen en kunnen rekenen op goede zorg, ondersteuning en huisvesting.”
Het kabinet neemt verder geen initiatieven meer voor het maken van een wettelijke regeling voor hulp bij zelfdoding voor deze ouderen, zo stelt De Jonge, zoals hij dat in januari al deed nadat hij het rapport kreeg aangeboden. Reden daarvoor is onder meer dat levensmoeheid en het hebben van een actieve doodswens nog altijd complexe vraagstukken betreffen; ook voor de ouderen in kwestie. Hun doodswens, zo blijkt uit het onderzoek, is sterk situatiegebonden en daarnaast ook ambigu.
Voor het ministerie zijn de onderzoeksbevindingen aanleiding om de wetenschap om een tweede rapport te vragen. Daarin moet aan de orde komen hoe het kan dat een kwart van de ouderen met een actieve en aanhoudende doodswens aangeeft daar al levenslang mee te worstelen.
De Jonge heeft ook kennis genomen van de lange wachttijd voor psychiatrische patiënten die bij het Expertisecentrum Euthanasie (voorheen de Levenseindekliniek) aankloppen met een euthanasieverzoek. Ook daarover verscheen recent een onderzoeksrapport. Uit deze studie blijkt dat de wachttijden mede worden veroorzaakt doordat veel patiënten zich te vroeg of te vergeefs bij de kliniek aanmelden. Zo’n 35 procent trekt de aanvraag in of weigert zijn eigen behandelaar te machtigen de patiëntgegevens aan de kliniek te geven. Daarnaast wijst de instelling ruim 40 procent van de verzoeken na onderzoek af, bijvoorbeeld doordat er nog behandelopties zijn.
Dat onderzoek, én het gesprek met de patiënt over diens euthanasieverzoek, zou ook voor rekening kunnen komen voor diens huisarts of psychiater, oppert De Jonge. Duidelijker richtlijnen over wanneer psychiaters iemand als „uitbehandeld” beschouwen, kunnen daarbij volgens hem behulpzaam zijn. Artsen die twijfelen of ze voldoende deskundig zijn voor het beoordelen van euthanasieverzoeken kunnen zich door het expertisecentrum laten bijscholen. Het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) en artsenorganisatie KNMG maken artsen in hun digitale scholingsaanbod attent op het cursusaanbod van de kliniek.
De Jonge hoopt verder dat het expertisecentrum en de beroepsvereniging van psychiaters samen tot afspraken kunnen komen over het toelatingsbeleid van de kliniek.