Simon Oomius streed voor christelijke natie
Simon Oomius droomde van een christelijke samenleving. „Hij keek met een bepaalde weemoed naar het oude Israël. Actueel blijft de heilzaamheid van Gods Woord voor de hele samenleving.”
Dat stelt ds. Theo Basoski (1979) naar aanleiding van zijn proefschrift ”Voor de Heer en voor Oranje. Simon Oomius en zijn orangistische bazuinen (1672-1674)” (uitg. Verloren, Hilversum), waarop hij vrijdag in Kampen promoveert. Basoski is vrijgemaakt gereformeerd predikant in Groningen.
Vanaf het zogenoemde rampjaar 1672 tot na de Vrede van Westminster in februari 1674 schrijft Oomius, gereformeerd predikant in Purmerend en Waterland, vijf politieke pamfletten, die in totaal 540 bladzijden beslaan. Hierin verdedigt en promoot hij de koers van de jonge stadhouder Willem III. Oomius laat niet alleen zien welke politiek volgens hem in tijd van oorlog moet worden gevolgd, maar geeft ook een schets van de politiek in vredestijd. Oomius wil de inwoners van de Republiek opwekken tot de strijd voor vaderland, vrijheid en religie.
Oomius begint met een ”oorlogsbazuin” waarin hij oproept om de wapens op te nemen, aangezien dat een geloofsplicht is. De vijanden hebben zonder reden de Republiek aangevallen, zodat terugvechten hetzelfde is als het voeren van een rechtvaardige oorlog. In de daaropvolgende ”bazuinen” wijst de predikant op Gods bijzondere zorg voor de Republiek. Vanwege de zonde geeft God nederlagen en overwinningen, waarbij alles moet leiden tot bekering en een vrome levenswandel. Als in 1674 de Republiek de overwinning behaalt, duidt Oomius dat op een wonderlijk ingrijpen van God.
In zijn laatste ”vredesbazuin”, naar aanleiding van de Vrede van Westminster, geeft Oomius een breed perspectief op vrede. Vrede is een groot goed, waarvoor christenen steeds moeten bidden. Niet alleen zodat de handel weer bloeit, maar ook dat het Evangelie vrij wordt verkondigd en de scholen en academies zullen groeien en bloeien.
Confessionele staat
Oomius’ ”bazuinen” getuigen van zijn ideaal van de Republiek als een confessionele staat, waarin de gereformeerde belijdenis een belangrijke samenbindende factor is en het Oranjehuis een bewaker en waarborg van de (religieuze) eenheid.
Ds. Basoski neemt niet het concept van de Nadere Reformatie als uitgangspunt om een samenleving te beschrijven die door Gods Woord gestempeld wordt. Hij kiest voor de term ”confessionalisering”. Met het gebruik van deze term is er volgens hem meer oog voor de complexe verwevenheid van politiek, kerk en maatschappij, waardoor het tweerichtingsverkeer in de relatie kerk en overheid beter tot zijn recht komt. Daarnaast blijft er ruimte om de Republiek in religieuze termen te beschrijven, vanuit de gedachte dat God en de Republiek een verbond met elkaar hadden.
Oomius neemt het standpunt in dat de overheid de plicht heeft de ware godsdienst te bevorderen. De strijd tegen de vijanden in zijn tijd is voor hem vooral een strijd voor het behoud van de gereformeerde religie. Maar dat gaat bij Oomius niet ten koste van de vrijheid van het geweten. Ook de rooms-katholieken mag de vrijheid niet ontnomen worden om thuis godsdienstoefeningen te beleggen. In die zin erkent hij een zekere mate van tolerantie.
Nostalgisch
Oomius legt de nadruk op de praktijk der vroomheid, die vormgeeft aan zijn theocratisch ideaal. Onder dat laatste verstaat hij een situatie waarin kerk en overheid nauw samenwerken, ieder op eigen terrein, met het oog op de christianisering van het leven. Hij kijkt inzake de confessionele staat nostalgisch terug naar het Israël van het Oude Testament en de begintijd van de Republiek.
Ds. Basoski vindt dat Oomius daarin te weinig rekening houdt met de ontwikkeling van het Oude Testament naar het Nieuwe Testament. „Zijn ideaal ontleent hij voor een belangrijk deel aan het Israël van het Oude Testament. Dat blijkt uit de manier waarop hij verdedigt dat het rechtvaardig is om oorlog te voeren vanwege religie. De aspecten van de eschatologie en het vreemdelingschap van de christen ontbreken. Het is me allemaal te weinig voorlopig.”
Wat kunnen we dan nog van Oomius leren?
„Hij was een politiek bewust predikant die liet zien dat Gods Woord heilzaam is voor de hele samenleving. Ik moet denken aan het belang van gedeelde normen en waarden voor de samenleving, waarnaar oud-premier Balkende wees. Oomius is een echte zeventiende-eeuwer, die terugkijkt naar het verleden. Als theocraat stelt hij echter terecht dat kerk en staat elkaar nodig hebben. Dat zijn ideaal toen botste met de werkelijkheid, is nu niet anders.”