Kamminga lonkt naar bonden
De toekomstige voorzitter van de organisatie van metaalwerkgevers FME-CWM, Jan Kamminga, wil de vakbonden te vriend houden, maar ook niet te dicht „tegen ze aanschurken.”
„Met onwillige bonden kan je geen hazen vangen”, zei hij dinsdag op een persconferentie in Zoetermeer. Kamminga, die per 1 januari officieel als voorzitter aantreedt, deed zijn best om de vakbonden niet voor het hoofd te stoten. „Werkgeversorganisaties nemen een eigen positie in. Ze zijn er niet om het standpunt van het kabinet te verdedigen.”
Het is volgens Kamminga belangrijk om een werkbare relatie met de vakbeweging te onderhouden. „Er is meer dat ons bindt dan dat ons scheidt.” Ook de bonden hebben er belang bij om de Nederlandse industrie sterk te houden, benadrukte hij.
De huidige commissaris van de koningin in Gelderland wilde geen standpunt innemen over de ruzie tussen het kabinet en de vakbonden over het te voeren beleid. „Ik hoop dat die voor 1 januari is opgelost. Dan moeten we maar zien hoe het slagveld erbij ligt. Ik wil dan proberen mijn steentje bij te dragen.” Voor commentaar op de verstoorde relatie tussen bonden en regering verwees hij naar de huidige voorzitter van FME-CWM, Arie Kraaijeveld.
Als grootste uitdaging ziet Kamminga het versterken van de concurrentiepositie van de industrie, zowel in Nederland als wereldwijd. Hij wil een einde maken aan het „fatalistisch” denken in ons land. „Men is bang dat steeds meer industrie naar bijvoorbeeld China verhuist. Maar in Nederland is best een heleboel overeind te houden.”
Dat kan volgens de toekomstig voorzitter door de industrie een grote rol bij het innovatiebeleid van de overheid te laten spelen. Het geld dat de regering vrijmaakt voor innovatie, moet niet alleen bij universiteiten en onderzoeksinstellingen terechtkomen, maar ook bij het bedrijfsleven, stelt Kamminga. Verder moet er meer aandacht komen voor het opleiden van jongeren voor functies in de industrie.