Weerwoord: Eredienst in Israël
Hoe krijgt de gemeente onderwijs als samenkomsten slechts beperkt mogelijk zijn? Hoe gebeurde dat in Israël? De meeste Bijbellezers denken dat de Israëlieten alleen bij de tabernakel en de tempel godsdienstig onderwijs ontvingen. Toch was er heel wat meer beschikbaar.
In de eerste Bijbelboeken staan allerlei voorschriften voor reiniging en het afleggen van geloften. Na de geboorte van een kind werd een offer gebracht. In geval van een ernstige huidziekte of verdachte uitslag op voorwerpen moest een priester geraadpleegd worden. Voor de Israëlieten die dicht bij het heiligdom woonden (Silo, Jeruzalem) was het mogelijk om vaak naar het heiligdom te gaan. Voor hen die ver weg woonden, waren deze voorschriften moeilijk in praktijk te brengen.
De Bijbel geeft veel aandacht aan het ene centrale heiligdom maar er waren meer mogelijkheden om te offeren. Aan het slot van Exodus 20 geeft God toestemming om, net als de aartsvaders, op allerlei plaatsen een altaar van aarde of steen te maken.
Wanneer de Israëlieten het Beloofde Land ingaan, krijgt de stam van Levi 48 steden toegewezen, verspreid over het gehele land. Daardoor kunnen de Israëlieten dicht bij hun eigen woonplaats onderwijs ontvangen. De taak van de priesters is immers „onderscheid te maken tussen het heilige en het onheilige, tussen het onreine en het reine”, en om de Israëlieten in al de verordeningen te onderwijzen (Leviticus 10; Maleachi 2). De profeten treden incidenteel op, vaak met een concrete en actuele boodschap, maar de hoofdtaak van het onderwijs ligt bij de stam van Levi. Dat blijkt ook in Ezra’s tijd, wanneer de Levieten de wet lezen en verklaren (Nehemia 8). Een hedendaagse predikant doet soortgelijk werk: de uitleg en toepassing van de Schrift, zonder speciale profetische inzichten.
Voor zover ons bekend, kwamen de synagogen pas na de ballingschap, maar waarschijnlijk waren er in de Levietensteden ook bijeenkomsten om God te dienen. Hier hadden de gezinnen gelegenheid de Levieten om raad te vragen over hoe zij concreet de Thora in praktijk moesten brengen.
Samuël groeide op in de tabernakel in Silo. Dit heeft niet slechts te maken met de gelofte van Hanna, maar ook met het feit dat hij tot de stam van Levi behoorde. Daarom mocht Samuël dienstdoen in het heiligdom en later ook op allerlei plaatsen offeren, zoals in Rama en Bethlehem.
Later treedt Elia op tegen de Baälpriesters. Hij bouwt op de Karmel geen nieuw altaar maar herstelt het verwoeste altaar voor de Heere (1 Koningen 18). Een hoofdstuk later klaagt de profeet dat de Israëlieten Gods altaren omver hebben gehaald en profeten hebben gedood. De Israëlieten hebben in de tijd van Elia zichzelf beroofd van een deel van de eredienst voor de Heere.
Het is waar dat in het boek Koningen ”de hoogten” veroordeeld worden. Dit heeft ermee te maken dat hier vaak andere goden vereerd werden, al of niet naast Israëls God. Om dit misbruik besluiten de koningen Hizkia en Josia dat men alleen in Jeruzalem mag offeren. In hun tijd speelde de reisafstand een kleinere rol, want zij regeerden over het kleine Tweestammenrijk.
De mannen in Israël waren verantwoordelijk voor het geestelijke welzijn van hun gehele gezin. In normale situaties gingen de gezinsleden mee naar de tabernakel of tempel, maar als dat door omstandigheden niet mogelijk was (zoals na de geboorte van een kind) konden zij thuis onderwezen worden. Dat was immers de opdracht die Mozes had gegeven (Deuteronomium 6).
De thuisblijvers hoefden geestelijk niet te verkommeren. Zij hadden ook in de eigen omgeving mogelijkheden om onderwezen te worden en om deel te nemen aan de dienst van de Heere. Er was meer dan alleen het landelijke heiligdom. Gelukkig dat er ook bij ons, ondanks beperkingen, veel mogelijkheden zijn om onderwijs in Gods Woord te ontvangen en Hem te dienen.
De auteur doceert Oude Testament aan de ETF in Leuven en de CHE in Ede en is eindredacteur Studiebijbel Oude Testament. In Weerwoord worden antwoorden gegeven op vragen over het christelijk geloof. >>rd.nl/weerwoord