'Overvol kamp Moria bestond vooral uit zelfgemaakte hutjes'
De situatie in het overbevolkte vluchtelingenkamp Moria op het Griekse eiland Lesbos was volgens Stichting Vluchteling "waanzinnig slecht". Het gros van de 13.000 vluchtelingen woonde in geïmproviseerde en zelfgebouwde onderkomens.
De brand heeft volgens de hulporganisatie zo’n 80 tot 90 procent van het kamp in as gelegd. “De omstandigheden waren voor de brand al waanzinnig slecht, maar nu is er helemaal niets meer”, aldus directeur Tineke Ceelen.
Voor de duizenden evacués moet er dringend een oplossing komen, aldus Ceelen. “Moria is eigenlijk een detentiecentrum met zeecontainers waarin mensen kunnen wonen”, vertelt Ceelen. “Dat centrum staat omheind met hoge hekken en rollen prikkeldraad. Er is veel te weinig capaciteit voor 13.000 mensen; de bulk woonde daaromheen in de olijvenboomgaard.”
En daar waren volgens haar de omstandigheden slecht. De mensen waren er bijvoorbeeld aangewezen op hun zelfgebouwde onderkomens. “Afhankelijk van het geld dat de mensen hadden, bouwden ze hun onderkomens. Met pallets, tentzeilen en houten palen.”
Het vluchtelingenkamp werd vorige week voor het eerst getroffen door het coronavirus. Het eerste geval werd vorige week woensdag vastgesteld en het aantal is inmiddels opgelopen tot 35 besmettingen. “Mensen zaten dicht op elkaar en konden geen afstand houden. Na de eerste besmetting is het kamp hermetisch afgesloten van de buitenwereld.”
Op het eiland Lesbos ligt een tweede opvangkamp, Kara Tepe. Ceelen zegt dat de omstandigheden daar aanzienlijk beter zijn, maar het kamp zit vol. Volgens haar is het onwaarschijnlijk dat vluchtelingen uit Moria daar terechtkunnen.