Luisteren naar levensverhalen van ouderen
Mensen worden gemiddeld genomen steeds ouder. Maar hoe kijken ouderen eigenlijk aan tegen de levensfase waarin zij zich bevinden? En welke invloed heeft hun religie daarop?
Naar het antwoord op onder meer deze vragen ging Nienke Fortuin (44) uit Arnhem de afgelopen jaren op zoek. Haar proefschrift ”The search for meaning in later life. An empirical exploration of religion and death” (uitg. Lit Verlag, Zürich), verdedigde ze eind augustus aan de Radboud Universiteit Nijmegen.
Fortuin, lid van de Protestantse Kerk in Nederland, komt in haar werk als algemeen geestelijk verzorger bij De Waalboog in Nijmegen veel in contact met ouderen. Voor haar onderzoek hield ze diepte-interviews met 26 ouderen –13 mannen en 13 vrouwen– in de leeftijd van 79 tot 100 jaar. Daarnaast vulden ruim 350 respondenten een vragenlijst in.
In haar onderzoek ging Fortuin op zoek naar de manier waarop ouderen aankijken tegen het leven op hogere leeftijd. Ze onderscheidt daarin drie verhalen, die ”narratieven” worden genoemd. Zo is er het narratief van de ouderdom als aftakeling. „Dat is dominant in de huidige maatschappij”, licht Fortuin desgevraagd toe. „Denk aan de discussies over vergrijzing, zorgdruk en uitspraken als: We willen allemaal oud worden, maar het niet zijn.”
Het narratief dat daartegenover staat, is dat van het actief ouder worden. „Door het verrichten van vrijwilligerswerk bijvoorbeeld. Maar ook fabrikanten spelen hier door ‘grijze’ marketing op in.”
Het derde narratief is dat van de innerlijke groei en „laat zien dat mensen zich ook op latere leeftijd blijven ontwikkelen.”
Fortuin stelt vast dat hoe meer een oudere zogenoemde ”bekrachtigende religieuze verhalen” uit, waarin het bijvoorbeeld gaat over de ervaring dat God hem of haar helpt of naar hem of haar luistert, hoe bekrachtigender (het woord ”affirmative” kan ook vertaald worden als ”bevestigend” of ”positief”, RH) zijn of haar verhaal over het ouder worden is. Maar ook dat ouderen een ervaring kunnen krijgen van ”narrative foreclosure”. Daarmee wordt bedoeld dat ouderen hun levensverhaal voortijdig als ‘voltooid’ zien. Dit wordt versterkt doordat de maatschappij visies biedt op ouderdom die het voor ouderen moeilijk maken om een „zinvol levensverhaal” te hebben.
Daarom is het belangrijk om geestelijke verzorging in de ouderenzorg te hebben, aldus Fortuin. Geestelijk verzorgers kunnen ouderen helpen door te reflecteren op hun levensverhaal in de context van de ‘grote’ verhalen die hun levensbeschouwing hun biedt. Het vragenlijstonderzoek toont dan ook dat ouderen die een sterkere betrokkenheid bij hun levensbeschouwing ervaren, er vaker in slagen een „zinvol levensverhaal” te vertellen.
Ook stelt Fortuin dat er sprake is van een zogenoemde kromlijnige relatie tussen religieuze betrokkenheid en doodsangst. Dat houdt in dat mensen die sterk gelovig of sterk ongelovig zijn de minste angst voor de dood ervaren. De groep daartussenin, die bestaat uit meer twijfelende mensen, ervaart die angst sterker. „Wat opvalt, is dat het niet uitmaakt of iemand protestants of rooms-katholiek is. Het gaat om de mate van betrokkenheid.”
Er zijn ook mensen die sterk religieus zijn en toch angst voor de dood hebben, bijvoorbeeld omdat ze bang zijn voor het oordeel of de dood zien als ”laatste vijand”. Hoe verhoudt zich dat tot uw conclusie?
„De vraag over de doodsangst stond niet in de vragenlijst, maar is alleen gesteld tijdens de 26 diepte-interviews. Niet iedere oudere die zei te geloven in God, geloofde in een hiernamaals. Ook was voor niet iedereen duidelijk hoe dat hiernamaals eruit zou zien. De angst voor een negatief oordeel na het sterven kwam in de gesprekken niet naar voren.”