Soekot: loofhut, loelav en gastvrijheid
Een markant gebouw met op het platte dak de davidsster. In de gevel prijkt een inscriptie van een menora. Zo oogt de Apeldoornse synagoge waar morgen in een speciale dienst het loofhuttenfeest (soekot) gevierd wordt. Wereldwijd herdenken Joden dat hun voorouders ooit leefden in tenten in de woestijn.
Dit jaar startte het jaarlijkse loofhuttenfeest afgelopen woensdagavond rond zonsondergang. Het eindigt 6 oktober. Volgens Joodse telling is de zogenaamde soekot het zevende feest, het wordt gevierd in de zevende maand en het duurt zeven dagen. Tijdens deze dagen wordt op verschillende manieren het leven in de woestijn herdacht, aldus F. Senator, beheerder en bestuurslid van de synagogen in Apeldoorn en Zutphen. Senator, wijzend naar de handgemaakte loofhut op de buitenplaats van de synagoge: „Door middel van een eenvoudige constructie van drie balken en een rieten dak creëren wij een ruimte in de openlucht waarmee wij zo veel mogelijk het leven in de woestijn proberen na te bootsen.”
Tijdens de viering is er een rabbijn in de loofhut aanwezig. Samen met de aanwezigen zal hij fragmenten uit gebedenboeken lezen. Ook zal er een maaltijd in de hut genuttigd worden. Zeven Israëlische vruchten -symbolisch voor heiligheid en vruchten van de oogst- vormen daar een belangrijk onderdeel van.
Een tweede speciale bepaling voor het loofhuttenfeest is het samenstellen van een plantenbundel met planten afkomstig uit Israël, zo vertelt Senator. Deze plantenbundel heet loelav, naar de palmtak die eruit steekt. Leviticus 23:40 zegt dat ieder moet nemen „takken van schoon geboomte, palmtakken, en meien van dichte bomen, met beekwilgen.” Onder het uitspreken van gebeden wordt de loelav naar de vier windstreken gewaaid, als teken dat „alle vruchten van de aarde aan God toebehoren en uit Zijn hand ontvangen worden.”
Als derde kenmerk van het feest noemt Senator de gastvrijheid. De beheerder van de synagoge wil het feest toegankelijk houden voor zowel Joden als niet-Joden en juist ook vreemden laten meegenieten van de royale maaltijd tijdens de feestviering.
De Joodse gemeente van Apeldoorn, die in 1890 ontstaan is, geldt als een van de jongste synagogen van Nederland. In de eerste decennia van de twintigste eeuw groeide de Joodse bevolking van Apeldoorn aanzienlijk, mede door de in deze plaats gevestigde centrale geneeskundige instellingen van het Nederlandse Jodendom. In oktober 1941 telde Apeldoorn 1549 Joden. Tijdens de holocaust zijn velen van hen omgekomen. Ook de Apeldoornse synagoge kwam er niet zonder kleerscheuren af. De sjoel werd in brand gestoken en onherstelbaar verwoest. Na de oorlog vormde zich langzaam weer een Joodse gemeente en na de herbouw van de synagoge werd deze in 1960 weer in gebruik genomen.
Een Apeldoorns echtpaar wil op korte termijn een gedenkteken oprichten voor de Apeldoornse Joden die tijdens de holocaust zijn omgebracht. Initiatiefnemers Bert en Carry Huiskamp: „Iedereen moet het monument kunnen zíen, zodat men herinnerd wordt aan de verschrikkingen waaraan Joodse burgers uit Apeldoorn zijn blootgesteld. Het zou dan ook mooi zijn om het monument bij de synagoge te plaatsen.”
Rob Lezer, voorzitter van de Joodse gemeente Stedendriehoek (Apeldoorn, Zutphen en Deventer), staat positief tegenover het plaatsen van het gedenkteken bij de synagoge. „Ik vind het indrukwekkend dat mensen met zo’n voorstel komen; op mijn steun en sympathie kan gerekend worden.”
Senator, de beheerder van de Joodse gemeente, voegt er nog aan toe dat hij absoluut een vlaggenmast bij het gedenkteken wil. „Bij de dodenherdenking in mei moet er een vlag halfstok zichtbaar zijn.” De gemeente Apeldoorn staat achter het initiatief en heeft als eerste aanzet 3000 euro ter beschikking gesteld.
Alleen tijdens feestdagen worden nog diensten in de Apeldoornse synagoge gehouden. De synagoge is enige jaren geleden opgegaan in de Joodse gemeente Stedendriehoek. De gemeente telt zestig leden en onderhoudt twee synagogen: in Apeldoorn en in Zutphen.
Over de toekomst van de Apeldoornse synagoge is Senator duidelijk: „Zolang er nog één Jood in Apeldoorn leeft, blijft het gebouw in stand.”