Duitse ambassadeur Brengelmann bezoekt expositie ”Vermoorde kunst” in Elburg
De Duitse ambassadeur in Nederland, Dirk Brengelmann, en cultureel attaché Thomas Walter, bezochten dinsdag de tentoonstelling ”Vermoorde kunst” in het Noord-Veluws Museum in Nunspeet en Museum Sjoel Elburg in Elburg.
Het gezelschap wordt in Nunspeet verwelkomd door burgemeester Breunis van de Weerd, directeur van het Noord-Veluws Museum Erik Stotijn en conservator Margot Jongedijk. Ook wethouder Leen van der Maas is aanwezig. Het bezoek aan de expositie ”Vermoorde kunst” was door de coronacrisis uitgesteld.
In beide musea is tot en met 29 november dit jaar werk te bezichtigen van ruim 25 Joods-Nederlandse kunstenaars die in de Tweede Wereldoorlog door de nazi’s werden vermoord. Een beladen onderwerp dat raakt aan vervolging en holocaust, een onderwerp ook dat raakt aan de verhouding tussen Nederland en Duitsland.
„Ik heb het als zeer positief ervaren dat een vertegenwoordiger van de Duitse ambassade zich laat zien bij een expositie over zo’n gevoelig onderwerp”, vat directeur Erik Stotijn van het Noord-Veluws Museum het bezoek van de ambassadeur samen.
Herinnering
Na Nunspeet reizen de ambassadeur en de cultureel attaché af naar Elburg, waar ze welkom worden geheten door enkele bestuursleden van Museum Sjoel Elburg en de Elburgse wethouder Arjan Klein. Brengelmann wordt uitgebreid op de hoogte gebracht van de totstandkoming van Museum Sjoel Elburg – gehuisvest in de vroegere Elburgse synagoge.
Nadat de meeste Joodse Elburgers in de Tweede Wereldoorlog werden weggevoerd, keerden slechts enkelen terug naar hun woonplaats. In 1947 werd de Joodse Gemeente in Elburg ontbonden en raakte het gebedshuis in verval. Dankzij vele handen en grote inzet kon het in 2008 de deuren openen als museum. „Het herinneren moet men niet vergeten”, merkt Brengelmann daarbij op.
Bep de Waard-Ruijs gidst het bezoek door de sjoel en wijst de bezoekers op blikvangers van de vaste expositie van de sjoel – de minisynagoge bijvoorbeeld waar de Joodse verhalen en rituelen zijn te zien en te beluisteren. En op de vele nagelaten eigendommen van Joodse Elburgers in de vitrines: waaronder porseleinen servies, foto’s en een gouden horloge.
Families Van Beem (van Bohemen), Hamburger (uit Hamburg) – Asjkenazische Joden uit Oost-Europa die zich in verspreide gemeenschappen in Nederland vestigden, veelal vanwege de handel. In Elburg vonden ze rust, zonder angst te hebben voor uitzetting. „Het leven van de Joodse Elburgers zit diep in de poriën van onze stad”, typeert wethouder Klein bondig.
Daarna bekijken Brengelmann en Walter het Elburgse deel van de duo-tentoonstelling ”Vermoorde kunst”: werk van het kunstenaarsechtpaar Else Berg en Mommie Schwarz. „Indrukwekkend”, aldus Brengelmann, die zich op de foto laat zetten voor enkele doeken van Berg en Schwarz.
Prediker 12
Tijdens het koffiemoment in de bovenzaal van het museum vertelt de ambassadeur over zijn leven en zijn werk en laat hij zich informeren over het Elburgse stadsbestuur. Welke partijen bekleden het regeringspluche? O ja, we bevinden ons hier op de Noordwest-Veluwe, midden in de slinger van de Biblebelt die van Zeeland tot aan Groningen loopt.
Sinds 2016 is Brengelmann ambassadeur in Nederland en hij geeft aan op de hoogte te zijn van de mores in de Lage Landen aan zee. Het is wel zijn eerste bezoek aan Elburg. Het stadje maakt met 21 andere Nederlandse plaatsen deel uit van het historische netwerk van Hanzesteden, dat ooit in het Duitse Lübeck begon; een Hanzeverbond, waarin Nederland en Duitsland samenwerkten.
Onder leiding van wethouder Klein maken Brengelmann en Walter een ronde via de stadswallen om Elburg. „De ambassadeur gaf blijk van een enorme betrokkenheid en was oprecht verrast door het karakter van Elburg”, aldus Klein. „Hij was authentiek in zijn belangstelling voor de stad. Ik liet hem nog de tekst uit Prediker 12 aan de binnenzijde van de toegangspoort van het historische bejaardenhuis Feithenhof zien: „Vrees God en houd Zijne geboden, want dit betaamt allen menschen. Want God zal ieder werk in het gericht brengen.” Dat vond hij erg aansprekend en stuurde hij met een brede grijns door aan zijn collega-ambassadeurs in Zuid-Europese landen. Deze moraal zou daar ook van pas kunnen komen.”