Dr. C.P. de Boer: Verlangen naar kerkelijke eenheid zal toenemen
De weerstand tegen de kerkelijke verdeeldheid zal toenemen en de Herziene Statenvertaling wordt dé Bijbelvertaling voor de gereformeerde gezindte. Dat is de inschatting van dr. C.P. de Boer, die vooral hoopt dat Jezus in 2050 is teruggekomen. „Maar er moeten nog wel beloften worden vervuld.”
De toekomst van de kerk houdt dr. C.P. de Boer naar eigen zeggen geen seconde bezig. „In de loop der jaren heb ik geleerd dat die bij de Heere veilig is. Ik hoef de kerk niet te redden, dat is op Golgotha gebeurd. Het gaat alleen maar beter, in tweeërlei opzicht. De kerk wordt steeds groter en komt dichter bij Christus’ wederkomst. Deze overtuiging is een van de pilaren waarop mijn ambtelijk werk en mijn persoonlijk geloofsleven rust.”
Over de kerkverbanden in Nederland en de toekomst dáárvan kan de christelijke gereformeerde predikant uit Sliedrecht wel wakker liggen. „Vooral omdat veel van die verbanden in het licht van de Schrift niet naast elkaar mogen bestaan. Het is mijn dagelijks gebed of we elkaar mogen vinden. We zijn dat aan de Heere en aan elkaar verplicht.”
Ziet u die gezindheid toenemen?
„Op het grondvlak zeker. Mensen kunnen niet meer uit de voeten met muren die zonder Bijbelse redenen zijn opgetrokken. Ze ontmoeten elkaar doordeweeks in allerlei verbanden, achter de schermen gebeurt dat ook door predikanten. Ik word geregeld geconsulteerd door collega’s en leidinggevenden uit andere denominaties vanwege bepaalde theologische vragen die ze hebben. Tegelijkertijd zie ik dat na 2004 een aantal predikanten in een kramp is geschoten en geen stap buiten het eigen kerkelijke spoor durft te zetten. Binnen de Christelijke Gereformeerde Kerken, de Oud Gereformeerde Gemeenten en een deel van de Gereformeerde Gemeenten (in Nederland) was de Nederlandse Hervormde Kerk vanouds het oriëntatiepunt. Dat is weggevallen. Vooral sommigen die aan de kerkelijke knoppen draaien, trappen sindsdien stevig op de rem als het gaat om kerkelijke eenwording.”
Waar zullen die twee tegenstrijdige beweging op uitlopen?
„Ik denk dat het grondvlak het uiteindelijk zal winnen. Dat hoop ik ook. We hebben in Nederland nog veel waarvoor we dankbaar moeten zijn, maar als de verbrokkeling doorgaat, kan alles in één decennium worden weggespoeld. We missen de eenheid in de Woordverkondiging, het diaconaat en het gebed en het getuigenis in onze samenleving. Omdat we niet accepteren dat binnen de grens van Schrift en belijdenis sprake mag zijn van accentverschillen, bijvoorbeeld ten aanzien van verschillende verbondsvisies. Sommige toonaangevende predikanten binnen de gereformeerde gezindte ventileren hun mening als dé mening, soms uit onkunde. De ontlezing gaat pastorieën niet voorbij, waardoor de verbrokkeling samengaat met versimpeling. Meer dan eens zit ik met plaatsvervangende schaamte te lezen wat voor onzin predikanten publiek met grote stelligheid naar voren brengen.”
De verbrokkeling en versimpeling vindt u zorgwekkender dan verschuivingen in theologisch denken?
„Beide vind ik erg. Ook de discussie over het Schriftgezag geeft me grote zorg, hoewel ik van mening ben dat we ons er niet aan mogen onttrekken. Het relativisme in onze samenleving, dat ook in de theologie hoogtij viert, wordt door sommige mensen in reformatorische kerkverbanden omarmd. Een voorbeeld daarvan is het zoeken van een synthese tussen schepping en evolutie, vanuit de gedachte: dat moet kunnen zolang we maar vasthouden aan het belijden dat de Heere Jezus is opgestaan uit de doden. Dat is een misvatting. De eerste elf hoofdstukken van de Bijbel leggen de basis voor de rest van de Schrift. Als we het geloof in de schepping inruilen voor de evolutietheorie, komen ook herschepping en verzoening in de lucht te hangen.”
Toch moeten we wel aan de discussie over het gezag van de Schrift deelnemen, zegt u.
„Omdat we ons als theologen en predikanten dienen te verhouden met de tijd waarin we leven. We moeten in gesprek blijven met de wetenschap –wat mij betreft heeft dat gesprek ook een getuigend karakter– en onze studerende jongeren begeleiden. Mijn ervaring is overigens dat die het debat over schepping of evolutie in de collegezalen nauwelijks tegenkomen. Het is meer een speeltje van de theologen geworden. Die willen door de andere kant van het theologische spectrum en door seculiere wetenschappers graag voor vol worden aangezien. We moeten gewoon accepteren dat we in een totaal seculier land leven. De doorsnee Nederlander kent en begrijpt oprecht niet de Bijbelse opvattingen over de schepping, de maagdelijke geboorte van Jezus, Zijn wederkomst en de lichamelijke opstanding. Daarmee worden we soms weggelachen. Dat is inherent aan het christen zijn in deze samenleving. Ook onder mensen die dicht bij me staan, mis ik soms de moed om het gewoon op te nemen voor de Heere en Zijn Woord.”
Is sprake van een herhaling van zetten in een ander kerkelijk segment?
„Voor een deel. In de Gereformeerde Kerken werden de vragen rondom schepping en evolutie benaderd vanuit de Kuyperiaanse theologie, die mede door de positieve waardering van cultuur en wetenschap openheid bood voor de opvattingen van evolutionisten. Nu worden de vragen gesteld door mensen die zijn gebakerd in een bevindelijke traditie, waarin veel meer sprake is van de antithese met het seculiere denken en het zoeken naar de eenheid tussen vroomheid en wetenschap.”
Zal de uitkomst gelijk zijn aan die in de Gereformeerde Kerken?
„Dat zal blijken. In de gemeenten die ik zelf heb gediend en nu dien, gaan academisch gevormde leden niet in het evolutionaire denken mee. Ze voelen zich verraden door mensen met wie ze zich verwant wisten.”
Zal de discussie over het juiste verstaan van de Schrift tot verdere versplintering leiden?
„Dat durf ik niet te zeggen. Kijk ik naar mijn eigen kerkverband, dan moet ik vaststellen dat daar sprake is van een uitslaande brand. Dat bezorgt me slapeloze nachten, maar ik kom steeds weer terug bij het voor onze kerken centrale woord: en toch niet verteerd, uit Exodus 3 vers 3. Bij een aantal gemeenten die in de achterliggende decennia weg groeiden van hun wortels, zie ik een terugkerende beweging. Het is mijn gebed dat de volle breedte zich zal bekeren, ook ik. Ook aan de rechterflank van onze kerken ligt heel veel schuld. In behoudende gemeenten speelden grote problemen en sommige rechtse predikanten die aan het roer van het kerkelijke leven stonden, waren niet vies van kerkpolitieke spelletjes. Dat wreekt zich op de lange termijn. Tegelijkertijd zie ik ontwikkelingen die me blij verrassen. Neem het rapport over homoseksualiteit. In het blad Bewaar het Pand werd in de aanloop naar de toenmalige synode bijna voorspeld dat het tot het einde van onze kerken zou leiden. Uiteindelijk lag er een gedegen rapport dat unaniem werd aangenomen en waarvan ook buiten onze kerken dankbaar gebruik wordt gemaakt, tot in het buitenland toe. Zulke wonderen geven me moed, ook voor nu.”
Ds. J. H. Velema voorspelde dat de helft van de Christelijke Gereformeerde Kerken zou samengaan met de Hersteld Hervormde kerk, de andere helft met de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt.
„Ik hoop dat we in zijn gehéél aansluiting kunnen zoeken bij andere kerkverbanden, en dat op basis van Schrift en belijdenis. Elke zondag belijd ik dat ik een algemene christelijke kerk geloof. Het is mogelijk dat God in deze eeuw in ons vaderland aan die eenheid gestalte geeft. Hoe weet ik niet, dat laat ik aan de Heere over. De vraag voor ons is: bidden we erom? Volgens mij gebeurt dat op het grondvlak meer dan door sommige predikanten.”
Wat zijn in uw optiek de belangrijkste uitdagingen voor kerken die vast willen houden aan het gereformeerd belijden?
„In de eerste plaats de communicatie, naar binnen en naar buiten. Vaak wordt beweerd dat het vroeger beter was, terwijl de bronnen anders laten zien. Denk aan de werken van ds. M. Golverdingen over de geschiedenis van de Gereformeerde Gemeenten. Het verheerlijken van het verleden getuigt bovendien van een onjuiste visie. Een christen leeft, spreekt en denkt vanuit de hoop op Gods toekomst. Die boodschap moeten we ook naar buiten toe goed communiceren, op een natuurlijke manier. Iemand als Kees van der Staaij geeft daarin het goede voorbeeld.
De tweede uitdaging betreft de relatie tussen kerk en overheid. Vaak wordt de indruk gewekt dat we in toenemende mate door de overheid worden gekneveld. Terwijl minister Grapperhaus uit zichzelf het contact met de kerken zoekt en na het uitbreken van de coronacrisis wekelijks overleg had met kerkelijke vertegenwoordigers. Realiseren we ons nog hoe bijzonder dat is? Het enige wat we volgens Paulus als christenen van de overheid mogen verwachten, is dat we een stil en gerust leven kunnen leiden. De rest is toegift. Met onbeschofte, laatdunkende en hooghartige opmerkingen over de overheid zeggen we vooral iets over onszelf.
Een derde uitdaging is het versterken van de gereformeerde theologie, waarbij ik vooral denk aan de Bijbelwetenschappen en de ethiek. De reformatorische kerken zijn nu niet toegerust voor bijvoorbeeld de discussie met verbreiders van de genderideologie. Er valt veel te winnen door meer samenwerking. Om één voorbeeld te geven: een aantal predikanten binnen de Gereformeerde Gemeenten heeft behoorlijk wat bagage. Laat die een of twee jaar doorstuderen in Apeldoorn, aan de VU of de PThU. Dat kan over en weer vruchtbaar zijn.”
Vervolgens moeten gezamenlijke werken op het terrein van Bijbelwetenschap en ethiek worden gepubliceerd?
„Graag, al stuit je dan weer op de kerkelijke verdeeldheid. Een instantie los van een kerkverband zal dit moeten organiseren. Zo ging het ook bij de uitgave van de Bijbel met Uitleg. Als een van de reformatorische kerken dat initiatief had genomen, was het in de kiem gesmoord. Hoe dan ook, er moet het nodige gebeuren op het gebied van studie en toerusting! Het mag niet zo zijn dat intellectuele jongeren van hun achtergrond vervreemden omdat ze onbevredigende of zelfs scherp afwijzende antwoorden krijgen op reële vragen die ze stellen. Dat komt helaas te vaak voor.”
Hoe zal het gaan met de Herziene Statenvertaling?
„Welke: die van de GBS, Jongbloed of de Stichting Herziene Statenvertaling? Ook de eerste twee zijn herzieningen. Er is geen enkele reformatorische kerk waar in de eredienst dé Statenvertaling wordt gebruikt. Alle herzieningen vonden plaats met het oog op de verstaanbaarheid en bij alle revisies zijn theologische beslissingen genomen. Als dat meer was beseft en erkend, zouden we niet zo’n polarisatie rond de Herziene Statenvertaling hebben gehad. Er zijn heel harde woorden over gesproken, ook door predikanten die zelf niet weten wat bepaalde oud-Hollandse woorden en uitdrukkingen in de vertaling van de GBS betekenen. Kerkverbanden waar de Herziene Statenvertaling is weggezet als werk van de boze, komen ongeloofwaardig over nu ze zelf aan een revisie gaan werken. Het pakt ook verkeerd uit, omdat het GBS-bestuur geen krimp geeft. Ik verwacht dat over dertig jaar de Herziene Statenvertaling in de hele gereformeerde gezindte ingeburgerd is.”
Zingen ze daar dan nog wel uit de Psalmberijming van 1773?
„Wat mij betreft wel. Aanpassing van de liturgie geeft altijd herrie in de kerk, dat wist Augustinus al. Continuïteit in de liturgie is belangrijk, die verbindt met het voorgeslacht en onze traditie. Dat is de kracht van bijvoorbeeld de Syrisch-Orthodoxe Kerk en de Koptische Kerk. Daar leeft sterk het besef: wij bestaan sinds de eerste eeuw na Christus en dat willen we ook in de liturgie tot uitdrukking laten komen. Die gaan we niet veranderen. Voor deze christenen is 1773 kort geleden.”
Zal de jonge generatie reformatorische christenen er ook zo over denken?
„Dat zou me niet verbazen. Mijn ervaring is dat de wens om de liturgie aan te passen vaak afkomstig is van ouderen die daarvoor de jongeren misbruiken. Vraag je de jongeren zelf er klip en klaar naar, dan krijg je meer dan eens een totaal ander antwoord. Voor onze jeugd heb ik veel verwachting. In mijn eigen omgeving, en niet alleen daar, zie ik een sterke betrokkenheid op de dingen van God en Zijn koninkrijk. Veel meer dan in mijn jeugd. Daardoor ben ik nog meer overtuigd geraakt van de kracht van prediking, pastoraat en catechese. Daar moeten we niet aan morrelen.
Tegelijk zie ik dat een deel van de jongeren afhaakt, soms heel jong al. De groep van meelopers slinkt. Daarom zou het me niet verbazen als kerken weer orthodoxer worden. Het vraagt van de predikanten dat ze meer tijd investeren in het ontwikkelen van gezond gereformeerd denken, door studie en het zoeken van elkaar. Ook over de grenzen, net als hun gemeenteleden. Ik ken genoeg studenten en jonge gemeenteleden die op weg naar school, de universiteit of hun werk preken van Amerikaanse predikanten beluisteren. Hun scholing is internationaal gericht, hun werk is internationaal, dat doet ook wat met hun kerkelijke denken.”
Welke ontwikkeling verwacht u ten aanzien van Bijbel- en gebedskringen?
„De betekenis daarvan zal toenemen. Het is overigens geen nieuw verschijnsel, alleen de naam is veranderd. Vroeger spraken we over conventikels. Die zijn er de eeuwen door geweest, en zo moeten we er ook mee omgaan. Er is altijd een zekere spanning geweest tussen het conventikel en het reguliere kerkelijke leven. Tegelijk moet je zeggen dat de conventikels de kerk een spiegel voorhielden; in sommige perioden van de kerkgeschiedenis werd het orthodoxe denken daar bewaard. Ik heb geen enkele behoefte om me te verzetten tegen Bijbelkringen, ook niet als ze interkerkelijk zijn. Zelf kom ik geregeld met predikanten van andere kerken samen voor het bespreken van een boek of een preek. Waarom zou ik gemeenteleden iets verbieden wat ik zelf graag doe? Natuurlijk kunnen Bijbelkringen ontsporen, maar dat geldt net zo goed voor de kerkelijke jeugdvereniging. Waar ik me wel zorgen over maak, is het feit dat het ambt meer en meer ter discussie komt te staan.”
Waardoor?
„Niet alleen door de tijdgeest, maar ook door het gedrag van nogal wat reformatorische ambtsdragers, inclusief predikanten, in de achterliggende twintig jaar. Te veel predikanten bezondigen zich aan machtsmisbruik en grensoverschrijdend gedrag. Dan begrijp ik dat gemeenteleden kritische vragen gaan stellen bij de bevoegdheid van ambtsdragers en het karakter van het ambt. Laat die bezinning maar plaatsvinden. Ik ben niet bang dat het bijzondere ambt zal verdwijnen; dat is in de Schrift zelf gegrond. Laten we ons wel aan de Bijbelse richtlijnen voor het ambt houden.”
Wat zijn de belangrijkste vragen waarvoor Bijbelgetrouwe kerken de komende jaren komen te staan?
„Die over de genderideologie, de grondrechten met betrekking tot de vrijheid van godsdienst en christelijk onderwijs en de scheiding van kerk en staat. Belangrijk is dat we met gezamenlijke standpunten komen. Niet primair vanuit de antithese, maar op een manier waarin de hoop doorklinkt. Het moet ons niet in de eerste plaats gaan om het veiligstellen van onze verworvenheden. We hebben een boodschap voor de hele samenleving.”
Laurens van der Tang bepleitte in het RD een veel duidelijker verwoording van de standpunten dan nu het geval is.
„Hij deed dat aan de hand van verklaringen die in andere landen zijn opgesteld. Daarbij verdisconteerde hij mijns inziens te weinig het verschil in context. Die is in Engeland of Amerika anders dan bij ons. In tegenstelling tot de Strict Baptists in Engeland hebben wij rechtstreekse contacten met de overheid. Het bewaren daarvan vraagt zorgvuldigheid in onze formuleringen. Zonder water bij de wijn te doen, daarin ben ik het volkomen met Van der Tang eens. We moeten positief zijn én helder.”
Houdt u er rekening mee dat Jezus in 2050 al is teruggekomen?
„Zeker, het verlangen naar de wederkomst leeft bij mij sterk. Er liggen nog wel een paar beloften open, met name voor het Joodse volk. Daar zie ik heel mooie dingen gebeuren: in de toename van het aantal Messiasbelijdende Joden en de theologische doordenking bij theologen uit deze kring. Ik ben momenteel het werk van Mark Kinzer aan het lezen, daar kunnen we als reformatorische kerken veel van leren. We denken vaak de waarheid in pacht te hebben, maar ook wij hebben onze blinde vlekken. Om maar één ding te noemen: in de discussie over twee of drie verbonden was er aan beide zijden geen enkele aandacht voor de plaats van het Joodse volk. Waar hebben we het dan over gehad? De discussie vond plaats voor, tijdens en na de Tweede Wereldoorlog, dat maakt het nog pijnlijker. Hopelijk gaan we nu luisteren naar wat Messiasbelijdende Joden ons aanreiken. Het gesprek met deze Joodse theologen zou ons wel eens dichter bij elkaar, bij Israël en bij de Schrift kunnen brengen.”
Dr. C.P. de Boer
Cornelis Pieter de Boer werd op 20 juni 1975 geboren te Gouda. Hij studeerde theologie in Apeldoorn, Utrecht, Kampen (Broederweg) en Leiden (Semitische talen en culturen). Op 21 januari 2020 promoveerde hij op een dissertatie over de verwijzingen naar Psalm 110 in het Nieuwe Testament en de invloed daarvan op de nieuwtestamentische christologie. Dr. De Boer is lid van deputaten Israël van de Christelijke Gereformeerde Kerken. Van 2003 tot 2010 was hij predikant van de christelijke gereformeerde kerk te Werkendam, van 2010 tot 2016 te Urk (Maranatha). Sinds 2016 dient hij de christelijke gereformeerde kerk in Sliedrecht (Beth-El). Dr. De Boer schreef ”Heilig in Hem” (2013), ”Kleren maken de M/V” (2013) en is bezig met een negendelige serie ”Psalmen Uitgelegd” (het eerste deel verscheen in het najaar van 2019). Januari 2020 verschenen twee prekenbundels van zijn hand. Voor het tijdschrift Terdege schrijft hij de Bijbelstudies. Dr. De Boer is gehuwd en vader van negen kinderen.