Europa blijft Joodse wortels verzwijgen
Premier Balkenende wil een Europees debat over waarden en normen. Dat is een waardig streven. Onze Joods-christelijke traditie zal zeker een onderwerp van discussie zijn. Maar hoe Jóóds-christelijk zijn onze wortels eigenlijk? Historisch gezien: nauwelijks, maar vergeten mogen we het Joodse aspect niet, vindt Hans Valkenburg.
Veel christenen in Europa zijn bedroefd over het feit dat onze Joods-christelijke traditie de preambule van het door de conventie voorgestelde grondwettelijke verdrag van de EU niet gehaald heeft. Terecht. Europa is immers een mooi product van meer factoren dan alleen de Verlichting, bekeken door de bril van de Franse Revolutie: het perspectief van conventievoorzitter en Europa-peetvader Giscard d’Estaing.
Het benoemen van één factor en het weglaten van andere lijkt een onheilspellend voorteken. Een ontkenning. En dat moet ons zorgen baren. Het is geen goede start voor deze fase van het project Europa, dat ondanks alle bureaucratie en de daarmee gepaard gaande kosten tot op heden voor duurzame vrede heeft gezorgd. Iets dat van onbetaalbare waarde is!
Onverdraagzaam
Waarom deze ontkenning? Voor een goede diagnose is het op zijn minst interessant om eens vanuit historisch perspectief naar de door onze Europese leiders ontkende Joods-christelijke wortels van de EU te kijken. Het mag haast geen verrassing heten, maar zo Joods-christelijk zijn deze wortels dan ineens niet meer.
Wat meteen zichtbaar wordt, is niet allereerst de samenhang tussen deze monotheïstische religies, die er in wereldbeschouwelijk perspectief wel degelijk is, maar vooral de onverdraagzaamheid van de ’christelijke’ Europeaan ten opzichte van zijn Joodse medeburger. Sterker nog, vaak werden ze überhaupt niet als burgers beschouwd, maar als gasten. In 1441 herinnerde de bisschop de Joden van Valence eraan dat ze verplicht waren het Joods onderscheidingsteken op hun kleding te dragen, zodat „gasten niet voor burgers zouden worden gehouden.” Ze waren immers de inferieure moordenaars van Christus.
Geheel nieuw en eenmalig was Hitlers idee van de Jodenster dus niet. Middelen als het getto, de Jodenster, de inquisitie en verplichte bekering tot het christendom moesten een eind maken aan de Europese Jood met zijn achterhaalde geloof. Het leidde destijds tot grote spanningen binnen de Joodse gemeenschappen. Met als gevolg de opkomst van heftige messiasbewegingen en onnavolgbare verinnerlijkte mystieke interpretaties van het Joodse geloof, als remedie voor de onophoudelijke vervolgingen. Aldus Chaim Potok in ”Omzwervingen”, zijn boek over de Joodse geschiedenis.
Luther
Het was de middeleeuwse katholieke kerk, zal men zeggen. Maar ook bekende kerkhervormers lieten zich voor het antisemitische karretje spannen. „Hun synagogen moeten in brand worden gestoken en al wat niet verbrandt, moet worden bedekt met vuil… Dit dient te geschieden ter ere van God en van het christendom, opdat God kan zien dat we christenen zijn en dat we niet willens en wetens die publieke leugens, vloeken en godslastering aangaande Zijn Zoon en Zijn christenen hebben toegestaan of goedgekeurd”, aldus Maarten Luther in een pamflet. Een weerzinwekkende mening voor een man van zijn kaliber.
Een verlicht humanist zal erop wijzen dat het nu juist die christenen zijn die zo dachten en handelden. Aanhangers van dat duistere middeleeuwse geloof.
De verlichtingsfilosoof Voltaire, om maar één voorbeeld te noemen, doet er echter niet voor onder als hij stelt dat „Joden allemaal worden geboren met een hevig fanatisme in hun hart, net als de Bretons en de Germanen geboren worden met blond haar.” Het zou deze filosoof naar eigen zeggen volstrekt niet verbazen als deze mensen op zekere dag levensgevaarlijk werden voor het menselijke ras. Geen enkele Europeaan ontsprong blijkbaar deze macabere dans van onverdraagzaamheid jegens die verondersteld achterlijke Joden. Wie de geschiedenis van Europa bestudeert, kan aan deze conclusie niet ontsnappen.
Ongewenst
Zo Joods-christelijk was Europa dus niet. De ruimte voor die Joodse component in ons wereldbeeld was maar zeer, zeer beperkt. Zozeer zelfs, dat er uiteindelijk letterlijk maar weinig Joods overbleef.
Oké, dit was ons verleden, zal er gezegd worden. Maar ook in het moderne, zogenaamd verlichte Europa lijkt geen plaats te zijn voor de Jood en zijn religie. Afgelopen april meldde een rapport van de Europese Unie een sterke stijging van het aantal aanslagen op synagogen en begraafplaatsen en dat er steeds meer anti-Joodse toespraken en anti-Joodse geschriften werden gesignaleerd.
„Heden ten dage geldt de Jood als obstakel voor een grenzeloze, universele en homogene samenleving”, aldus het artikel ”Antisemitisme is aanval op Joodse identiteit” in RD 17-9. „Europa is volgens de Franse filosoof en psychoanalyticus Milner na de Verlichting op weg naar grenzeloosheid, naar universalisme en homogeniteit. De Jood daarentegen is een figuur van de grens, van de wet, en hij verfoeit de grenzeloze en universele moderniteit. Dat is de ultieme reden van de fundamentele onverenigbaarheid tussen Joden en het moderne Europa. Dat zal blijven proberen een einde te maken aan deze uitzondering. De figuur van de Jood is in dit streven naar grenzeloosheid en universalisme een probleem en is ongewenst.”
Concurrentieracisme
Vreemd genoeg lijkt er in dit verlichte homogene Europa wel plaats te zijn voor mensen als Abou Jahjah, die er uit angst voor de Joodse staat een agressief antizionistische woordenschat op nahouden, waarbij het slachtoffer van de holocaust zonder schroom wordt omgesmeed tot de ultieme dader. Premier Sharon is in dit wereldbeeld de nieuwe Hitler. Volgens dr. H. J. van Rietschoten (RD 23-9) is dit een van de verschillende verschijningsvormen van het moderne antisemitisme. In NRC Handelsblad 19-6 noemt A. R. Wertheim dit verschijnsel concurrentieracisme. Hierbij gaat men uit vrees voor de vermogens van een bepaald volk de mensen ervan angstaanjagende eigenschappen toedichten. Indonesiërs pasten het bijvoorbeeld destijds toe op de in hun land wonende, commercieel vaak zeer succesvolle Chinezen.
Hoe het ook genoemd wordt, het is op zijn minst wrang om te moeten constateren dat het ene Semitische volk dat onderworpen is aan de wet, juist in het moderne Europa de ruimte vindt om het andere volk van de wet uit angst na te trappen. Het is een beetje oude wijn in nieuwe zakken, maar verder lijkt de koers van de on-Joodse Europese geschiedenis goeddeels ongewijzigd te blijven.
Verlossing
Hebben de Europese leiders dus eigenlijk gelijk als ze onze Joods-christelijke wortels dan maar verloochenen? Nee. Bij de ingang van Yad Vashem in Jeruzalem, een museum dat gewijd is aan de holocaust, kan men lezen: „Het geheugen is de sleutel van de verlossing.” Vanuit deze stelling bekeken is Europa misschien wel wat minder verlost van het barbaarse dan we met z’n allen willen geloven. Immers, bij de eerste de beste gelegenheid -het grondwettelijk verdrag- verzuimen we meteen een belangrijk deel van ons roerige verleden te benoemen en onder ogen te zien. Daarmee blijven we gevangenen van dat deel van onze geschiedenis dat zich kenmerkt door onverdraagzaamheid, met conventievoorzitter Giscard d’Estaing als cipier van deze areligieuze Frans-revolutionaire interpretatie van het verlichte idee Europa. Dat mag niet gebeuren.
In zijn Mr. G. Groen van Prinsterer-lezing van het Wetenschappelijk Instituut van de ChristenUnie, uitgesproken op 22 april, pleit dr. W. Sap er dan ook vanwege onze Joods-christelijke wortels voor om te blijven strijden voor een verwijzing naar God in de preambule van de Europese grondwet. Hij stelt de volgende zin voor: „Dankbaar jegens God voor onze vrijheid, richten de burgers en staten van Europa hierbij de volgende grondwet op.”
Een aanvaardbare constructie. Ik zou er echter voor willen pleiten om de paradoxale Joods-christelijke verwijzing te handhaven. Zodat wij de vraag naar onze geschiedenis in de toekomst niet meer kunnen vermijden. Daarvoor zijn verleden, heden en toekomst van Europa te belangrijk.
De auteur is freelance journalist.