Op zoek naar het hart van jongeren
De tijd dat de meeste jongeren min of meer vanzelfsprekend het spoor van hun ouders volgden, is voorbij. Dat maakt jeugdpastoraat van vitaal belang. ”Om het hart van jongeren” biedt handvatten waarmee ook ouders en leerkrachten hun voordeel kunnen doen.
Met vier kinderen in de leeftijd van 16 tot 21 jaar weet ds. A.A. Brugge (54) wat er onder pubers en jongvolwassenen te koop is. Sinds vorig jaar is de predikant van de gereformeerde gemeente te Doetinchem hoofdredacteur van Daniël, het jeugdblad van zijn kerkverband. Hij geeft ook leiding aan het digitale platform danielonline dat onlangs van start ging.
Vanwaar uw betrokkenheid op jeugd?
„Ik heb altijd wat met jongeren gehad. Voordat ik predikant werd, was ik docent godsdienst, met buitengewoon veel genoegen. Ik ben nog geschoold in het frontaal lesgeven. In plaats daarvan kwam het leergesprek; terecht. Belangrijk is dat je als docent of catecheet naast de jongeren staat, goed luistert, niet meteen met antwoorden komt, maar ze eerst uitvraagt. Zodat je helder hebt wat ze echt bedoelen, hoe ze in de werkelijkheid staan en die beleven.”
Zag u jongeren veranderen?
„Niet wezenlijk. Twintig jaar geleden leefden ze buiten het paradijs, net als jij en ik, en dat is nog steeds zo. Wel is de culturele setting sterk veranderd. Nederland werd een na-christelijk land; de meeste mensen hebben geen enkel besef meer van de inhoud van het christelijk geloof. Dat heeft gevolgen voor onze jongeren. Het is niet meer vanzelfsprekend dat ze hun ouders volgen. Daarnaast was er de digitale revolutie. Ze worden overspoeld door prikkels. Dat geeft aan hun leven en gedrag een sterke mate van vluchtigheid. Alles moet vlug, snel, hapklaar. Dat zie je ook aan de pastorale boekjes die verschijnen. Niet te dik, korte hoofdstukjes, anders worden ze niet meer gelezen.”
Er is sprake van verlies?
„Als je je eigen achtergrond idealiseert, is het antwoord ja; maar de goede ouwe tijd was niet in alles zo goed. Wij spraken maar moeilijk over inhoudelijke zaken met onze ouders, docenten, de dominee, de ouderling. Dat doen de jongeren van nu wel. Open en onbeschroomd stellen ze al hun vragen. Daar ben ik blij mee. Het valt me ook op hoe goed ze vaak luisteren naar de preek. Velen schrijven mee; dat deed vroeger niemand. In jonge gezinnen wordt ook meer nagepraat over de preek.”
Hoe verklaart u de toegenomen openheid?
„Alles is vandaag bespreekbaar. Dat maakt het voor onze jongeren vanzelfsprekend dat ze vragen stellen over alles wat op hen afkomt, onder meer op seksueel gebied. Daar ligt een punt van zorg, maar ik ben blij dat ze er eerlijk over praten. Ze luisteren geïnteresseerd naar wat je antwoordt, vervolgens trekken ze meestal hun eigen plan. Dat hoort bij het gedrag van schakelaars, volgens Fieret de grootste groep onder reformatorische jongeren.”
Alleen onder jongeren?
„Absoluut niet! Het probleem van de jeugd is vaak het probleem van de ouders. Zien onze kinderen dat wat we op zondag horen voor ons ook relevant is op maandag? Dan heb ik het niet in de eerste plaats over vormen van huisgodsdienst, hoe goed ook. Zelfs die kunnen iets vormelijks krijgen. De warmte van de vreze des Heeren moet de kern vormen. In Lethbridge vroeg een jonge vrouw aan me: „Waarom bidt u zo weinig voor onbekeerde ouders?” Dat was een eyeopener voor me.”
Hoe waardeert u de typering van generaties met letters, gekoppeld aan kenmerken?
„Ze bieden een generalisatie, maar binnen dat kader hebben ze zeker zin. Dat wat Nico van Steensel in ”Om het hart van jongeren” schrijft over de generatie Z, is voor mij zeer herkenbaar. Zo’n beschrijving biedt handvatten om jongeren in hun doen en laten te kunnen plaatsen en hen op de juiste manier te benaderen.”
Welke consequenties heeft de verandering van de jeugd voor de catechese?
„Vaak doe ik op catechisatie een Bijbelstudie, om jongeren te leren lezen wat er staat. Vervolgens komen we bij de vraag: Wat heeft dit gedeelte in mijn levensomstandigheden te zeggen? Door middel van de Bijbelstudies probeer ik meteen ook de geloofsleer over te dragen. Dat werkt beter dan met de meer dogmatische methoden waarmee mijn generatie catechisatie ontving. De Bijbelse illustratie is belangrijker dan ooit.
Hetzelfde geldt voor de persóón van de dominee, de catechiseermeester, de docent en bovenal de ouders. Piet van der Ploeg schreef in de jaren 80 van de vorige eeuw de studie ”Het lege testament”. Voor zijn onderzoek interviewde hij zestien jongeren die de Gereformeerde Kerken verlieten. Ze bleken niets anders te hebben meegekregen dan een lege huls. Dat boekje zou nu over de Gereformeerde Gemeenten geschreven kunnen worden. Meer dan eens vraag ik aan ouders: „Weet u zelf wel waar u voor staat?” Zo niet, dan is het niet vreemd dat jongeren afhaken. De keus om af te haken wordt steeds eerder gemaakt.”
Is aansluiting bij de jeugdcultuur vereist om jongeren te bereiken?
„Nee, ik ben geen jongere meer en moet me dus ook niet als zodanig gedragen. Daarmee verlaag je jezelf en boet je aan geloofwaardigheid in. Je moet authentiek zijn op een wijze die bij je leeftijd past. Belangrijk is dat je oprecht in jongeren geïnteresseerd bent. Dat voelen ze haarfijn aan. Bij de preekvoorbereiding vraag ik me bewust af hoe ik ze het beste kan bereiken, meer dan twintig jaar geleden.”
Hoe moet gestalte worden gegeven aan het pastoraat aan jongeren en jongvolwassenen?
„Als ze met vragen zitten, kan het goed zijn om samen een wandeling te maken of ergens een kop koffie te drinken. Dan praten ze vaak makkelijker dan bij een officieel bezoek aan huis. Soms blijven jongeren na catechisatie nog even hangen. Dan doe ik of ik alle tijd heb, ook als er thuis nog werk ligt te wachten. Wat het zwaarst is, moet het zwaarst wegen.
De kerkenraad van Doetinchem is bovengemiddeld proactief in het pastoraat onder jongeren, daar ben ik zeer gelukkig mee. Van het aanstellen van een jeugdouderling ben ik geen voorstander. Dan moeten we ook speciale ouderlingen aanstellen voor de bejaarden, alleengaanden, autistische gemeenteleden… De gemeente bestaat niet uit doelgroepen, maar vormt één geheel. Wel kan ik me voorstellen dat je ouderlingen een taakaccent geeft, op basis van de gaven die ze hebben ontvangen. De een kan goed organiseren, de ander is sociaal sterk. Van die verschillen mag je gebruikmaken. Het ambt is geestelijk, maar dat geestelijke heeft wel heel direct met het alledaagse maken.”
Welke betekenis kent u toe aan een kerkelijk jongerenblad zoals Daniël?
„Belangrijk vind ik dat het een verbindende functie heeft. Het moet niet de spreekbuis van een bepaalde richting binnen het kerkverband zijn. Ik wil polarisatie voorkomen, zonder grijs te worden. Daarnaast moet het echt een blad voor jongeren zijn, met artikelen op hun niveau en van betekenis in hun belevingswereld. Dus geen Saambinder light. Ik weet dat Daniël breed door ouders wordt gelezen, maar gelukkig ook door jongeren. Dat zien we onder meer door reacties die ze op sociale media plaatsen.”
Enkele weken geleden startte danielonline. Om directer aan te sluiten bij het gebruik van die sociale media?
„Inderdaad. We weten dat jongeren op die wijze met elkaar communiceren. Het is heel onverstandig om die realiteit te negeren. We willen op het nieuwe digitale platform video’s en podcastuitzendingen plaatsen, die vervolgens gedeeld kunnen worden via sociale media. Dat kunnen Bijbelstudies zijn, ingesproken meditaties, lezingen die op conferenties worden gehouden, interviews met jeugdwerkers en gesprekken met jongvolwassenen uit de achterban die op moeilijke plaatsen in onze geseculariseerde samenleving staan.”
Een variant van Geloofstoerusting.nl en ABC van het geloof?
„Maar dan kerkelijk. Ik heb overigens waardering voor deze platforms, met name voor ABC. Daarop vind je gedegen producties en artikelen. Wij zijn nog maar net begonnen, dus het is voor ons nog wat experimenteren, waarbij we willen leren van organisaties die op dit gebied al langer actief zijn.”
Niet zo lang terug werd de beeldcultuur in uw kerkverband radicaal afgewezen.
„Ik had in 1997 al een e-mailaccount. Daar werd ik op de Theologische School op aangesproken. Kijk nu om je heen. Ik zeg niet dat alle bezwaren tegen de beeldcultuur onterecht zijn, maar het is de realiteit waarmee we te maken hebben. Daardoor kunnen we niet op alle vragen van nu de antwoorden van dertig jaar geleden geven. Omstandigheden nopen soms tot andere standpunten. Had je in december gezegd dat binnen een paar maanden alle kerkdiensten, huwelijksdiensten en rouwsamenkomsten in beeld zouden worden uitgezonden, dan had ook deze dominee gevraagd of je een klap van de molenwiek had gehad. Nu gebeurt het op grote schaal. In het huidige tijdsgewricht ben ik er blij mee en veel collega’s met mij.”
Hoe zit het dan met het principe van een halfjaar geleden?
„Je moet jezelf altijd afvragen in hoeverre ethische afwegingen een dogmatische grond hebben. In de tegenargumenten zat een bepaald conservatisme. Ook ik ben ten diepste een conservatief mens, maar in deze tijd zie ik het gebruikmaken van video niet als assimilatie. Je doet het om te binden en te verbinden, in het jeugdwerk om jongeren te bereiken en toe te rusten. Waarbij ik respect heb voor kerkenraden die vasthouden aan het oude standpunt. Het spanningsveld wil ik niet wegvegen.”
Bent u kijkend naar de toekomst vooral bezorgd of hoopvol?
„Bezorgd als ik te veel om me heen en naar binnen kijk. Hoopvol als ik naar boven kijk. „Predik het Woord, houd aan, tijdig en ontijdig”, zei Paulus. Als we dat doen, zal God voor de vrucht zorgen. Dat zie ik ook meer dan eens gebeuren, onder jong en oud. Laten we in geen geval met wantrouwen naar jongeren kijken. Niets werkt zo afstotend. Spreek met ze, geef ze vertrouwen en laten we bidden of we in woord en daad een voorbeeld mogen zijn.”
”Om het hart van jongeren”, onder redactie van J. H. Mauritz; uitg. Den Hertog, Houten; 141 blz., € 14,90.