Urker predikant: Racisme niet ontkennen en ook niet overdrijven
Veeg niet onder het vloerkleed dat ook in reformatorische kring racisme heerst. Maar maak het probleem niet te groot, zegt de Urker predikant ds. R. de Jong (40), geboren in Libanon.
Zelf had De Jong, opgegroeid in een reformatorisch gezin in Friesland, „nagenoeg nooit” last van racisme. „Toen ik als geadopteerde baby van drie weken arriveerde in Broeksterwoude, liep het hele dorp uit. De straat was met slingers versierd. Op de basisschool zat een jongetje in de klas dat geregeld naar Spanje op vakantie ging. Hij was de buitenlander, ik niet.”
Ds. De Jong, voorheen jarenlang rechercheur bij de Groningse politie en sinds een halfjaar predikant van de christelijke gereformeerde Ichthusgemeente in Urk, had in zijn leven „de wind mee.” „Ik had als jongen best veel vrienden en vriendinnen. Ik heb een zuidelijke tint, een kleurtje waarvoor veel mensen hun best doen aan het strand. Gekscherend zeg ik wel eens: Onder een schemerlamp word ik al bruin.”
In hoeverre signaleert u racisme in reformatorische kring?
Ds. De Jong: „Racisme komt ook voor in de gereformeerde gezindte, al betwijfel ik of het fenomeen zich er vaker voordoet dan in andere kringen. Ik vind het mooi als donkere mensen een beetje zelfspot hebben. Zelf verwijs in een gesprek over mijn afkomst wel eens grappend naar bounty’s. „Dat ben ik”, zeg ik dan. „Bruin van buiten, wit van binnen.””
In een deel van de reformatorische kring bestaat sympathie voor bijvoorbeeld Forum voor Democratie, een partij die vaak sceptisch is over buitenlanders.
„Ik zie dat rechtse sentiment in Urk ook wel. Argwaan tegenover buitenlanders heeft vaak te maken met begrijpelijke angst voor de islam. Wat de boer niet kent, dat eet-ie niet. Ook het feit dat Marokkanen en Antillianen sterk zijn oververtegenwoordigd in de misdaadcijfers, zorgt voor vervreemding. Ik begrijp dat, ook al omdat ik bij de politie zag dat allochtonen relatief vaak in de fout gaan.
Marokkaanse en Antilliaanse criminelen zouden meer moeten beseffen dat ze hun bevolkingsgroep in een kwaad daglicht stellen.
Tegelijk zeg ik dat de politiek van Thierry Baudet leidt tot polarisatie, net als de politiek van iemand als Sylvana Simons, die strijdt tegen Zwarte Piet.”
Wat is er tegen racisme te doen?
„Martin Luther King, voor wie ik veel sympathie heb, benadrukte dat alle mensen gelijk zijn. In Mattheüs lezen we dat Jezus Levi de tollenaar zag als méns. In de verhoorkamer heb ik Marokkanen en Antillianen altijd zo benaderd.
Als ik een Marokkaan aanhield vanwege een verkeersovertreding, kreeg ik weleens het verwijt van discriminatie. Maar dat is onzin. Ik pakte iemand niet om zijn ras of huidskleur, maar op basis van een overtreding of op grond van eerdere ervaringen met zo’n persoon.”
Is de ene donkergekleurde gevoeliger voor opmerkingen over zijn of haar huidskleur dan de andere?
„Dat denk ik wel. Als iemand klaagt dat hij bespot of genegeerd wordt om zijn huidskleur, moeten we zo’n verhaal serieus nemen. Zeker als er sprake is van een bedreiging. Dat is een strafbaar feit. Als iemand een ander vernedert op grond van uiterlijke kenmerken, moet dat niet worden geaccepteerd. Tegelijk wil ik het probleem van racisme ook niet te groot maken. Ik vind het misplaatst als mensen op de Dam staan te schreeuwen uit protest tegen racisme, zeker in coronatijd. Ik zie ook niets in bijvoorbeeld een collectieve verontschuldiging voor het slavernijverleden. Laten we liever collectief schuld belijden voor onze volkszonden zoals abortus en euthanasie. We moeten het verleden niet uitwissen, maar wel uitleggen.”
Moeten predikanten in preken waarschuwen tegen racisme?
„Als de tekst daar aanleiding toe geeft. De preekstoel is geen plek voor cowboyverhalen, maar soms vind ik het gepast iets over mijn politiewerk te vertellen. Een collega bij de recherche wist seriemoordenaar Willem van Eijk tot een bekentenis te krijgen. Later zei Van Eijk dat hij ging praten omdat hij merkte dat de rechercheur hem als mens zag.
Als je racisme aan de kaak wilt stellen, zou je kunnen preken over de barmhartige Marokkaan. Niemand verwachtte dat de Samaritaan in het Bijbelverhaal de beroofde man zou helpen. Zo kunnen mensen denken dat een Marokkaan niet belangeloos een ander te hulp zal schieten. Terwijl juist die Marokkaan ons tot een voorbeeld kan zijn. Vooroordelen blijken soms niet te kloppen. De moord in 1999 op de 16-jarige meisje Marianne Vaatstra uit Zwaagwesteinde heeft mij geschokt. Ik heb haar goed gekend. Veel Friezen wezen met de beschuldigende vinger naar een asielzoekerscentrum dicht bij de moordplek. Ik noem dat niet meteen racisme. De wijze waarop ze was vermoord deed denken aan het werk van een islamitische slager. Uiteindelijk bleek de dader een blanke boer te zijn.”
Deel 2 van een tweeluik over racisme in reformatorische kring; deel 1 verscheen dinsdag 30 juni