Veteranendag: „Voorrecht vrijheid voelen we nu des te meer”
Dertig mensen in de Ridderzaal, op gepaste afstand van elkaar. Dat is de Nederlandse Veteranendag in 2020. Maar de verhalen van veteranen klinken, de waarderende woorden voor de krijgsmacht ook.
Vorig jaar nog trok de Veteranendag zo’n 75.000 bezoekers. Koning Willem-Alexander salueerde voor de geüniformeerde mannen en vrouwen die zich korter of langer geleden inzetten voor de vrijheid van ons land of een vredesmissie elders.
Dit jaar geen defilé. Vanwege de coronacrisis is slechts een kleine groep aanwezig bij het jaarlijkse huldebetoon. De koning is er, en de minister-president. De voorzitters van Eerste en Tweede Kamer. Commandanten van de Nederlandse strijdkrachten, veteranen, en nog wat mensen meer.
Muziek klinkt; beelden van vorig jaar verschijnen op een scherm. De eerste spreker haakt direct al in op de actualiteit: eerste luitenant Maaike Hoogewoning stond in 2010 in Afghanistan als assistente in een operatiekamer. Tien jaar later deed ze dat in Rotterdam opnieuw, als ondersteunend ic-verpleegkundige tijdens de coronacrisis. Ze verwijst naar haar baretembleem. Vertaald: „Al helpende dien ik de overwinning.”
Gewond
Wat dat teweeg kan brengen, ondervond Rick Torenstra aan den lijve, ook in Afghanistan. Een klap, een stofwolk. Twee uur later vervoerde een helikopter hem naar het hospitaal. Met het rechteroog ziet hij niets meer, en dat was het einde van zijn militaire loopbaan. Hij liep gehoorschade op. En een hersenbeschadiging, waardoor een deel van zijn geheugen weg is. De herinneringen aan zijn trouwdag zijn verdwenen. Die aan de geboorte van zijn kinderen ook. Nu zet hij zich in voor de Invictus Games, sportevenement voor gewonde militairen. Defensieminister Bijleveld spreekt haar bewondering uit voor de deelnemers.
„Veteranendag in het klein, om onszelf en elkaar te beschermen tegen een virus dat veel van ons vraagt”, zegt de bewindsvrouw. „Er wordt loodzwaar op de zorg geleund.” Defensie is blij daarbij te kunnen helpen. Het past volgens Bijleveld bij militairen: die zetten zich in voor een hoger ideaal. „Het is als het planten van een boom: dat doe je niet voor jezelf, maar voor de mensen die na je komen. Nog steeds maken jonge mannen en vrouwen de keuze om in de krijgsmacht te dienen. Om een boom te planten voor later.”
Op de Dam
Schiermonnikoog was de laatste gemeente die in 1945 werd bevrijd. Kort geleden nog maar sprak de minister daar de bijna 97-jarige oud-verzetsstrijdster Joke Folmer, die tijdens de oorlog geallieerde piloten op hun vluchtroute begeleidde. Folmer zei: „Ik zou het zo weer doen.”
Bijleveld dankt de veteranen: „Jullie hebben een boom geplant voor later, zodat de generaties na jullie onder die boom kunnen zitten en kunnen genieten van de koelte van de vrijheid.”
De minister vestigt de aandacht op de oudste aanwezige. Hendrik Fockens, adjudant van het Wapen der Infanterie, is nu 95, maar was 20 toen hij tijdens de bevrijdingsviering op de Amsterdamse Dam in de chaos terechtkwam die ontstond toen Duitsers het vuur openden. „Mijn vriend werd in zijn arm geschoten”, klinkt zijn verhaal vanaf het scherm. De volgende dag meldde Fockens zich op diezelfde Dam als oorlogsvrijwilliger voor Nederlands-Indië. Daar werd kapitein H. J. van Weijnsbergen, die hem als assistent had gekozen, in 1947 naast hem doodgeschoten.
Naast de oudste aanwezige in de Ridderzaal zit de jongste. Alex Bos draagt dezelfde t-shirt als op de dag toen hij op zijn basisschool in Ermelo werd verrast door een militair. Die kwam hem vertellen dat hij de Kidschallenge Veteranendag 2020 had gewonnen en daarom met zijn klas een vlucht in een Dakotha kreeg. Alex had daarvoor als ”Mr. Freedom” een vlog over vrijheid gemaakt.
Vrijheid
Premier Rutte wijst erop wat een voorrecht die vrijheid is: „Vijfenzeventig jaar vrij om te zijn wie we zijn; ons leven in te richten zoals we willen. Dat is een voorrecht, en dat voelen we dit jaar des te meer.”
Die vrijheid is bevochten, „van de stranden van Normandië tot vandaag de dag in Litouwen, Afghanistan, het Midden-Oosten en de Sahel.” Militairen dienen daar, „vaak ver van huis, onder barre omstandigheden, met enorme risico’s.” Zich richtend tot de weinige veteranen die in de Ridderzaal kunnen zijn: „Jullie verhalen maken dat invoelbaar.” De coronacrisis doet volgens de minister-president als nooit tevoren gevoelen hoe bijzonder vrijheid is.
Op Ypenburg
Niet alleen het nationale defilé in Den Haag ging niet door, ook lokaal huldebetoon aan veteranen verviel. Het Nationaal Comité reikte nog wel alternatieven aan, maar die werden niet echt opgepikt. Op één na: op veel plaatsen staan bloembakken nu vol witte anjers. Eerbewijs aan militairen.
De veteranendag was de zestiende op rij. En de eerste waarop Paul Moerman er niet bij was, steevast vergezeld van een ingelijst document met de namen van zijn twaalf compagniegenoten die omkwamen op Ypenburg en in Overschie. ”Gevallen Kameraden”, van het Regiment Grenadiers.
Dat gebeurde in mei 1940, toen Nederlanders de Duitse aanvallers hun verovering van het vliegveld bij Den Haag betwistten. Hangars vlogen in brand, soldaten kwamen naar buiten. Duitsers? Hollanders? Moerman kon het niet zien. Hij had de vinger aan de trekker, maar is tot de dag van vandaag dankbaar dat hij niet schoot, want wie zou hij geraakt hebben? Misschien wel een vader van kleine kinderen.
„Oorlog is een verschrikking”, zegt de 103-jarige Moerman tachtig jaar later in een NOS-uitzending. „Je weet niet wat er op zo’n dag vernietigd wordt aan materiaal. En het ergst zijn de mensenlevens.”