Ds. Bottenbley: Ik zie geen racisme in de kerk
Racisme in de kerk? Ds. O. Bottenbley, predikant van baptistengemeente De Verbinding in Amsterdam, heeft er geen ervaring mee. „Ik vind die hele aandacht voor discriminatie van zwarten in Nederland buitenproportioneel.”
In zijn oude vaderland, Suriname, kreeg ds. Bottenbley wel al jong te maken met discriminatie. „Mijn ouders hadden het niet breed. Ze hadden tien kinderen en huurden een woning in een volksbuurt met twee slaapkamers. Er was nauwelijks geld voor kleding en schoeisel. Als kind droeg ik daarom thuis geen bovenkleding. Ik liep altijd op slippers en in een korte broek. Door mijn afkomst kreeg ik vervelende opmerkingen van klasgenoten.”
In zijn jeugdjaren speelde hij regelmatig voor Sinterklaas in de gemeenschap waarin hij opgroeide. „Vrienden die donkerder waren dan ik speelden voor Piet. Die hele discussie over de kleur van Zwarte Piet is in Suriname nooit een vraagstuk geweest. Die begon in Nederland en waaide pas later over naar Suriname.”
Minderwaardig
De jonge Bottenbley zwom op hoog niveau en behoorde tot een Surinaamse zwemclub. „Er waren ook twee Nederlandse zwemclubs, maar daar mochten Surinamers geen lid van worden. Daar zaten alleen kinderen van Nederlanders en Amerikanen op; van intellectuelen en van mensen met topfuncties. Er bestond altijd een soort rivaliteit tussen de clubs. De Nederlanders lieten heel goed merken dat ze ons minder vonden. Heel lang heb ik mij daardoor minderwaardig gevoeld.”
Dat gevoel veranderde toen hij op 21-jarige leeftijd in Europa aankwam en ging studeren aan de Bijbelschool in Brussel. „Toen ben ik in gaan zien dat ik waardevol ben in Jezus Christus. God heeft geen vooroordelen en geeft ook niet de voorkeur aan bepaalde mensen. Daardoor kan ik ook niet neerkijken op asielzoekers.”
In Nederland heeft de voorganger persoonlijk nooit racisme ervaren. „Ik weet dat enkele Surinaamse vrienden dat wel eens hebben meegemaakt, maar ik denk dat het overgrote deel van de Surinamers niet wordt gediscrimineerd. Ik vraag me dan ook af: Voelt iemand zich echt gediscrimineerd of komt dit voort uit een minderwaardigheidsgevoel? Discriminatie heeft soms niet zozeer te maken met de ander, maar meer met jezelf. Als je je minderwaardig voelt, voel je je sneller afgewezen en beleef je dingen die er niet zijn.”
Ook in zijn gemeente hoort hij nooit over racisme. „De Verbinding is een multiculturele gemeente, maar ik ben nog nooit iemand tegengekomen die zich benadeeld voelde vanwege zijn huidskleur. Het is wel zo dat Nederlanders en niet-Nederlanders over het algemeen gescheiden optrekken, maar dat zou ik niet onder discriminatie willen scharen. Dat is een verschijnsel dat ik op meer plekken tegenkom.”
Over de antiracismeprotesten heeft ds. Bottenbley geen goed woord over. „Ik vind ze overdreven, buitenproportioneel. Van het aanpakken van racisme ben ik een voorstander, maar ik denk dat er nu allerlei minderwaardigheidsgevoelens worden uitvergroot.”
Incidenten
Bovendien vindt hij het „belachelijk” dat de situatie van de Verenigde Staten wordt gebruikt om hier racisme aan te pakken. „De positie van zwarten in Amerika is niet te vergelijken met die in Nederland. In de VS hebben zwarten structureel geen toegang tot de gezondheidszorg, tot het onderwijs. Hun rechten worden met voeten getreden. Dat vindt in Nederland op geen enkele manier plaats. Er zijn racistische incidenten, en die moeten worden aangepakt, maar ze zijn niet cultureel bepaald.”
Dat kerken zich nu uitspreken tegen racisme, noemt ds. Bottenbley „weinigzeggend. Ik geloof meer in het handelen daarnaar dan in een uitspraak. Wat doen kerken nou in de praktijk? Bovendien vraag ik me af of er sprake is van racisme in de kerk. Surinamers voelen zich niet op hun gemak in een doorsnee Nederlandse dienst, maar dat heeft meer te maken met een verschil in culturele beleving van het geloof dan met discriminatie.”
Twee keer per jaar bezoekt hij zijn oude vaderland en dat voelt altijd weer als thuiskomen, zegt de voorganger. „Ik geniet van het ongecompliceerde en spontane tijdens de diensten, de manier waarop men „Amen, broeder”, „Halleluja” roept. Dat emotionele is er bij de Nederlander niet, die is veel rationeler en terughoudender. Maar dat schaar ik niet onder racisme en discriminatie, dat is beleving.”
Op de vraag of hij racisme niet te veel relativeert, antwoordt ds. Bottenbley: „Dat ik niet gediscrimineerd word, betekent niet dat ik degene die dat wel worden niet serieus neem. Er zijn Nederlanders die persoonlijk te maken hebben met racisme, maar je mag persoonlijke discriminatie nooit gelijkstellen met maatschappelijke discriminatie.”