Ga ziekteverzuim tegen met Bijbelse, positieve visie op werkgeverschap
Met veel waardering las ik het artikel ”Ziekteverzuim voorkomen vraagt openheid” (RD 16-6), over onderzoek van Martha Koelewijn en Martha Moree naar ziekteverzuim op christelijk-reformatorische scholen. Ik ben blij met de aandacht voor preventieve activiteiten. Graag wil ik het gesprek over verzuim een stap verder brengen.
Het artikel geeft veel aandacht aan het voorkómen van (langdurig) ziekteverzuim. Als redenen worden aangevoerd: a. het is beter voor de werknemers; b. ziekteverzuim kost onderwijsinstellingen handenvol geld; c. de opengevallen plaats opvullen is vaak lastig, waardoor men eisen voor nieuwe leerkrachten minder strikt hanteert. Hoewel niet elk verzuim is te voorkomen, is meer aandacht voor preventie een goede zaak.
Deze argumenten zijn vooral van praktische aard. Ze suggereren dat het bij personeelsbeleid vooral gaat om het drukken van de lasten. Wat zou het mooi zijn als we preventie van verzuim zouden laten voortvloeien uit een visie op goed, christelijk werkgeverschap! Waar het christelijk onderwijs goed is in het beschrijven van de visie op onderwijs, doe ik een beroep op het onderwijsveld deze expertise in te zetten voor zo’n (breedgedragen) visie. Zijn er Bijbelse lijnen die deze visie kunnen funderen? En welke aanwijzingen komen daaruit voort?
Positieve insteek
De volgende opmerking sluit hierbij aan: Bevat onze visie ook aandacht voor de positieve keerzijde van burn-out (een belangrijke veroorzaker van langdurig ziekteverzuim)? Een positieve insteek zou kunnen zijn dat we veel aandacht schenken aan bevlogenheid in het onderwijs (en andere organisaties). Bevlogenheid kan worden getypeerd als „een positieve, affectief-cognitieve toestand van opperste voldoening die gekenmerkt wordt door vitaliteit, toewijding en absorptie.”
Vitaliteit wordt gekenmerkt door het bruisen van energie, lang kunnen doorwerken en beschikken over grote mentale veerkracht en doorzettingsvermogen. Toewijding heeft te maken met een sterke betrokkenheid, waarbij het werk als nuttig wordt ervaren, inspirerend en uitdagend is, gevoelens van trots en enthousiasme oproept. Absorptie betekent dat de bevlogen medewerker op een plezierige wijze helemaal opgaat in het werk, als het ware ermee versmelt, waardoor de tijd stil lijkt te staan en het moeilijk is zich ervan los te maken.
Een bevlogen medewerker werkt vooral zo hard en toegewijd omdat hij er veel plezier aan beleeft. Hij kan echter ook genieten van het leven naast het werk. Een workaholic daarentegen werkt omdat hij niet anders kan en zich schuldig voelt als hij niet werkt.
Wetenschappers ontdekten in een onderzoek onder leraren dat er twee parallelle processen betrokken zijn bij werkgerelateerd welbevinden: een energetisch proces (taakeisen – burn-out – slechte gezondheid) en een motiverend proces (werkgerelateerde hulpbronnen – bevlogenheid – organisatiecommitment). Bovendien bleken er dwarsverbanden tussen beide processen te bestaan. Het energetische proces bleek prominenter te zijn. Er zijn leraren bij wie de cognitieve en emotionele belasting kan leiden tot chronische stress, oververmoeidheid en uiteindelijk burn-out. Dat kan uitmonden in psychosomatische stoornissen en klachten en in beperkingen van pedagogische prestaties. Scholen zouden leraren daarom kansen moeten geven om steeds bekwamer te worden en zich te ontwikkelen (werkgerelateerde hulpbronnen, die op hun beurt persoonlijke investeringen in het werk en het succes van de organisatie stimuleren).
Uit onderzoek onder Finse leraren blijkt zelfs dat werkgerelateerde hulpbronnen vooral de bevlogenheid beïnvloeden wanneer leraren worden geconfronteerd met hoge taakeisen, bijvoorbeeld wangedrag van leerlingen. Vooral sociale steun, innovativiteit, waardering en een goed organisatieklimaat zijn werkgerelateerde hulpbronnen die leerkrachten helpen omgaan met veeleisende interactie met leerlingen.
Rol van leidinggevende
Volgens wetenschappelijke literatuur bestaat er een direct positief verband tussen dagelijkse coaching (een werkgerelateerde energiebron) en de bevlogenheid van werknemers. De leidinggevende speelt dus een belangrijke rol in het beschikbaar stellen van werkgerelateerde hulpbronnen. Deze is immers verantwoordelijk voor de mate van autonomie van werknemers. Hij moet de feedback op het werk verzorgen en bepaalt mede de hoeveelheid sociale steun voor een medewerker.
Uit onderzoek naar bevlogenheid en prestaties bij schooldirecteuren en leraren blijkt een significant positief verband tussen de scores voor bevlogenheid van schoolleiders en de beoordelingen van leerkrachtprestaties en leiderschap van schoolleiders. Daarnaast is bevlogenheid sterk gerelateerd aan creativiteit, de mate van werkbetrokkenheid van schoolleiders en de manieren waarop ze met werkgerelateerde problemen omgaan. Daarom durf ik de stelling te verdedigen dat bevlogen schoolleiders een Rijnlandse leiderschapsstijl hanteren. Zij kunnen hun medewerkers inspireren, stimuleren en coachen.
Terecht stellen Koelewijn en Moree dat „de rol van de leidinggevende en/of schoolleider van cruciaal belang” is. Zijn doen de oproep om elkaar in het vizier te houden, ook als er geen uitval is. Een belangrijke aanvulling daarop is de aandacht die er is voor de werkgerelateerde energiebronnen van de schoolleider zelf. Te vaak maak ik in mijn praktijk als interimschoolleider mee dat juist de schoolleider van die bronnen geen gebruik kan maken en langdurig uitvalt. Daarom roep ik dringend op om de expertise te bundelen en te komen tot een integrale visie op werkgeverschap, leiderschap, het sturen op bevlogenheid en het voorkomen van verzuim. Daar liggen kansen!
De auteur is managementadviseur bij ECM dialoog.