Economie

Crisis? Dan lonkt gratis geld voor iedereen

Als de economie hapert, staat er vroeg of laat altijd iemand op met een eeuwenoud idee: een gegarandeerd inkomen voor iedere burger – het zogeheten basisinkomen. Zo ook nu. Het idee is simpel: de overheid stort maandelijks een vast geldbedrag op de rekening van iedere Nederlander, zonder enige voorwaarde. Maar kan dit zomaar worden ingevoerd?

20 June 2020 14:32Gewijzigd op 16 November 2020 19:38
Belangstellenden tijdens de Grote Basisinkomen Demonstratie in oktober 2019. beeld ANP
Belangstellenden tijdens de Grote Basisinkomen Demonstratie in oktober 2019. beeld ANP

Gratis geld voor iedereen. Vooral tegenstanders van het basisinkomen zeggen het weleens zo om het utopische karakter van dit idee te onderstrepen. Toch raakt deze formulering, ondanks de karikaturale toon, precies de kern. Het basisinkomen is namelijk een vast en onvoorwaardelijk inkomen dat de overheid aan iedere burger betaalt.

Hier zit dan ook een belangrijk verschil met het ontvangen van een uitkering. Zo geldt voor mensen in de bijstand een sollicitatieplicht. Een uitkering is dus voorwaardelijk. Een basisinkomen daarentegen is geheel onvoorwaardelijk. Daarbij heeft iedere burger –rijk of arm– hier recht op.

Veel sociale toelages –zoals de kinderbijslag, de AOW en een bijstandsuitkering– worden hiermee overbodig. Nederland kent een gecompliceerd systeem van uitkeringen. Dit is niet alleen onoverzichtelijk voor de burger, het is ook nog eens fraudegevoelig. Een basisinkomen zou deze problemen oplossen.

Hoewel voorstanders elkaar vinden in de overtuiging dat een basisinkomen onvoorwaardelijk moet zijn en dat iedere burger hier recht op heeft, is het geen vastomlijnd concept. Zo lopen de meningen nogal uiteen over hoogte van de toelage. Moeten mensen hier echt van rond kunnen komen of is een paar honderd euro al voldoende?

Een ander heet hangijzer: kunnen alleen volwassenen aanspraak maken op een basisinkomen of komen kinderen ook in aanmerking? Deze verschillen maken het moeilijk om het idee van een basisinkomen als een strak afgebakend geheel te presenteren. En dat terwijl het denken hierover al eeuwen geleden op gang kwam.

In de zestiende eeuw droomde de Engelse schrijver Thomas More in zijn boek Utopia al hardop over een samenleving waarin iedereen een vast inkomen van de overheid krijgt. Volgens More zou dit een uiterst effectief middel zijn tegen diefstal. Met een gegarandeerd minimuminkomen zou amper iemand het immers in z’n hoofd halen om nog het dievenpad op te gaan.

In de eeuwen die volgden, is het droombeeld van More verder uitgedacht. Dat gebeurde vooral in de spreekwoordelijke ivoren torens; met name intellectuelen hielden zich met het basisinkomen, of een vorm hiervan, bezig. Dat veranderde in de twintigste eeuw. Ook in Nederland.

Discussie

In 1977 pleitte de links-radicale splinterpartij PPR –die later zou opgaan in GroenLinks– in haar verkiezingsprogramma voor het invoeren van een basisinkomen. In 1985 sprak de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid zich onverbloemd uit voor een gedeeltelijke invoering ervan. De discussie over het basisinkomen was in de jaren hiervoor opgelaaid, ten tijde van de zogenaamde energiecrisis.

Zo’n drie decennia later, bij de bankencrisis in 2008, gingen er eveneens stemmen op om het basisinkomen te introduceren. Een officieel verband is nooit aangetoond, maar het pleidooi voor een gegarandeerde maandelijkse toelage lijkt telkens terug te keren zodra er zand in de economische machine komt.

Nu de economie er vanwege de coronacrisis opnieuw niet florissant voorstaat, wint het idee van een basisinkomen opnieuw aan populariteit. Wat opvalt, is dat het anno 2020 op een steeds breder maatschappelijk draagvlak kan rekenen. Was het basisinkomen vroeger vooral een links-progressief ideaal, nu voelt ook de rechterkant van het politieke spectrum hier steeds meer voor.

Uit een onderzoek van de Vereniging Basisinkomen –een organisatie die zich al bijna dertig jaar hard maakt voor een vast maandelijks inkomen voor iedere Nederlander– blijkt dat de maatschappelijke opinie kantelt. Vooral onder VVD-stemmers. In 2016 zag 73 procent van de VVD’ers niets in een basisinkomen; anno 2020 is dat nog 41 procent. Ook onder CDA’ers en PVV’ers slonk het aandeel tegenstanders in vier jaar tijd aanzienlijk met respectievelijk 17 en 9 procent naar 44 en 37 procent.

Dat links en rechts bij dit vraagstuk naar elkaar toegroeien, valt ook socioloog Gijs Custers (30) op. Custers, onderzoeker bij de Erasmus Universiteit Rotterdam, volgt het wetenschappelijke debat over het basisinkomen al jaren. „De meeste weerstand komt nog wel van rechts, maar er is wel degelijk sprake van een verschuiving”, signaleert hij.

Het basisinkomen leent zich volgens Custers namelijk goed voor rechtse idealen. „Eigenlijk is het vooral een liberaal concept. Het doet een beroep op de zelfredzaamheid van mensen. De burger krijgt het geld weliswaar van de overheid, maar het is vervolgens wel aan diezelfde burger om hiermee wat van zijn leven te maken. Daarbij leidt het schrappen van veel sociale toelages tot een aanzienlijke vermindering van regelgeving en bureaucratie. Ook dat spreekt rechtse kiezers aan.”

Linkse kiezers zien andere pluspunten in het idee van een basisinkomen. Het verzekert iedereen namelijk van een bestaansminimum. Geen mens hoeft zo meer onder de armoedegrens te leven. Daarbij creëert het basisinkomen een gelijker maatschappelijk speelveld. Als iedereen verzekerd is van een minimuminkomen, durven bijvoorbeeld ook diegenen met een smalle beurs langer door te leren voor een beroep dat ze echt graag willen uitoefenen.

Echter, waarom zouden mensen nog gaan werken als ze toch wel iedere maand een vast geldbedrag op hun bankrekening krijgen gestort? Volgens Custers druist gratis geld behoorlijk in tegen het in Nederland nog steeds heersende protestantse arbeidsethos waarbij werken voor je geld de norm is. „Veel mensen blijven het raar vinden dat de overheid geld weggeeft zonder daar iets voor terug te vragen”, legt Custers uit.

Experiment

Worden mensen inderdaad lui van een basisinkomen? Hoewel experimenten nooit de effecten op samenlevingsniveau kunnen nabootsen, kan zo wel worden gepeild of de werkinstelling van mensen verandert door een basisinkomen. Daarom benadrukt Custers het belang van experimenteren. In het verleden zijn al een aantal proeven met variaties op het basisinkomen gedaan.

Het bekendste voorbeeld is in de jaren zeventig uitgevoerd. In Dauphin, een klein geïsoleerd stadje in Canada, kregen duizend gezinnen vier jaar lang een aanvulling op hun inkomen als ze onder het sociale minimum verdienden. Het experiment moest de vraag beantwoorden wat mensen doen als ze verzekerd zijn van een minimuminkomen. Zouden ze niet massaal stoppen met werken?

Die vrees bleek juist, tot op zekere hoogte. De arbeidsinzet bleef bij veel inwoners weliswaar gelijk, maar er waren ook mensen die minder gingen werken. Ze gebruikten die tijd echter om te mantelzorgen of om langer door te leren. Mensen investeerden hun tijd in veelal nuttige dingen.

Het experiment werd nooit afgerond. Na een aantal jaren moest de progressieve regering van Canada die het plan had ingevoerd, plaatsmaken voor een conservatieve regering. Bezuinigen werd het devies, en dus ging er geen cent meer naar het project. Het basisinkomen, of een vorm daarvan, werd nooit ingevoerd.

Volgens Custers zit hier precies de crux. „Als er in Nederland zou worden geëxperimenteerd met een basisinkomen, moet hier wel een breed politiek draagvlak voor zijn. Een experiment neemt al gauw meerdere jaren in beslag, dus het moet wel een aantal coalities overleven. Als het ene kabinet met een proef begint, maar het volgende beeïndigt die weer, is alles voor niets geweest.”

Zwitserland

Daarbij hangt het invoeren van een basisinkomen niet alleen af van de Nederlandse situatie, meent Custers. De Europese Unie heeft natuurlijk ook altijd nog wat in de melk te brokkelen. Custers: „Kenners waarschuwen vaak voor de externe effecten als één land ervoor kiest om een basisinkomen in te voeren. Denk hierbij aan mensen die plots gaan migreren naar het land met een basisinkomen. Kortom, buurlanden gaan daar zeker wat van merken. Het zou dus logisch zijn als een groep landen besluit om dit gezamenlijk te doen.”

Een land dat zich niet hoeft te bekommeren om Europese goedkeuring is het neutrale Zwitserland. In 2016 werd in het Alpenland een referendum gehouden over het invoeren van een basisinkomen. Driekwart van de Zwitsers stemde uiteindelijk tegen het voorstel van een onvoorwaardelijk basisinkomen van omgerekend bijna 2300 euro per persoon.

Custers: „Het voorstel was controversieel, want dit zou een direct tekort van 25 miljard hebben opgeleverd. Veel burgers vonden dat te ver gaan. Maar nu ook het werkloosheidscijfer in dit land stijgt, zullen veel Zwitsers hier wellicht anders over denken.”

Politieke partijen over een basisinkomen

2020-06-16-ACH1-LammertvanRaan-1-FC_web.jpg
Lammert van Raan PvdD. beeld Rosa van der Wal

„De Partij voor de Dieren blijft een groot voorstander van een vorm van een basisinkomen. Onze economie produceert voldoende, maar toch wordt de groep mensen die niet zeker is van een vast inkomen steeds groter. Een basisinkomen geeft deze mensen zekerheid en stabiliteit. In ons nieuwe verkiezingsprogramma zullen we het belang van experimenten nog meer benadrukken. We zien dat steeds meer partijen dit ook een goed idee vinden. Ook delen zij onze mening dat het huidige toeslagensysteem niet werkt. Mede daarom verwacht ik dat Nederland binnen nu en tien jaar een vorm van een basisinkomen kent.”

2020-06-20-ACH2-EppoBruins-1-FC_web.jpg
Eppo Bruins ChristenUnie. beeld Ruben Timman

„De ChristenUnie is van mening dat het zeker nuttig kan zijn om over een basisinkomen, of een vorm daarvan, na te denken. Wat er precies onder een basisinkomen wordt verstaan –en hoe dat zijn positie vindt in het geheel van belastingen, toeslagen en uitkeringen– vergt wel een zorgvuldige uitwerking. Of wij openstaan voor experimenten met een basisinkomen hangt vooral af van de inrichting en de doelstelling van die experimenten. Op dit moment schrijft een speciale commissie hard aan ons verkiezingsprogramma, dus ik zou ze met betrekking tot dit onderwerp nu niet al te veel voor de voeten willen lopen.”

2020-06-20-ACH1-Chantal_Nijkerken-1-FC_web.jpg
Chantal Nijkerken-de Haan VVD. beeld VVD

„De VVD vindt dat mensen zelf in hun inkomen moeten voorzien. Alleen voor diegenen die het echt niet zelf kunnen, moet de overheid klaarstaan. Met een basisinkomen krijgen mensen een zak geld mee, maar verder kijkt niemand meer naar ze om. Maar mensen die het nodig hebben, moeten juist gerichte ondersteuning krijgen. Dát is pas sociaal. Daarbij stimuleert het basisinkomen mensen niet om te werken, terwijl wij juist streven naar een zo hoog mogelijke arbeidsdeelname. Want werken is meer dan alleen een inkomen verdienen, het is ook goed voor de persoonlijke ontwikkeling. Dat gunnen we iedereen.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer